(al Djoemhoeriya al-Loebnaniya), republiek in Zuidwest-Azië, begrensd door Syrië, Israël en de Middellandse Zee, 10230 km2. Hoofdstad: Beiroet.
POLITIEK Nadat Israëlische troepen op 14.3.1978 Libanon waren binnengetrokken en het zuiden van het land tot de rivier de Litani hadden bezet, aanvaardde de Veiligheidsraad van de VN op 19 mrt. een Amerikaanse resolutie die Israël opriep zich uit het gebied terug te trekken en voorzag in de inzet van een internationale troepenmacht in Zuid-Libanon. Op 22 mrt. arriveerden de eerste onderdelen van de United Nations Interim Force for Southern Lebanon (UNIFIL) in het gebied. Tussen 11 april en 13 juni trok Israël zich vervolgens uit Zuid-Libanon terug. Een smalle, 10—12 km brede zone langs de Israëlisch-Libanese grens werd door het Israëlische leger echter niet overgedragen aan UNIFIL, maar aan een rechtse christelijke militie onder leiding van majoor Saad Haddad. In deze logistiek nauw met Noord-Israël verbonden zone zagen de Israëli’s een extra buffer tegen Palestijnse infiltraties.
In Syrische ogen was de Israëlische steun aan Haddad een aanslag op de territoriale integriteit van Libanon, temeer omdat de falangisten en de aanhangers van ex-president C.Chamoun, twee van de drie meest vooraanstaande christelijke groeperingen in Centraal-Libanon, openlijk sympathiseerden met Haddad. Syrië vreesde dat Israël zich gewapenderhand zou gaan opwerpen als beschermer van de Libanese christenen om zo Palestijnen en Syriërs in Libanon onder druk te kunnen zetten. Toen het na de moord door falangisten op T.Frangiè (13.6.1978), zoon van ex-president S.Frangiè en commandant van het Bevrijdingsleger van Zghorta, de militie van de Frangiè-clan, tot een vendetta tussen de christelijke groeperingen onderling kwam, besloot Syrië tot een poging om de kracht van de christelijke eenheden te breken. Op 1 juli ging de Syrische troepenmacht in Libanon in het offensief tegen de christelijke milities in Oost-Beiroet. Zij slaagde er echter niet in een snelle overwinning te behalen. Onder de dreiging van een Israëlisch ingrijpen en van de verklaring van de Libanese president Sarkis dat hij onder de gegeven omstandigheden wenste af te treden, luwde de strijd. Op 7 okt. werd een wapenstilstandsakkoord gesloten en op 17 okt. formuleerden de ministers van Buitenlandse Zaken van Koeweit, Libanon, Katar, Saoedi-Arabië, Soedan, Syrië en de Verenigde Arabische Emiraten te Bayt al Din de uitgangspunten voor een normalisering van de situatie in Libanon: het Libanese centrale gezag zou moeten worden hersteld, de particuliere milities dienden te worden ontmanteld en in plaats daarvan moest een nieuw nationaal leger worden geformeerd.
Hoewel de Libanese economie zich sinds 1976 verrassend had hersteld en betrekkelijk ongevoelig leek voor de van tijd tot tijd weer oplaaiende gevechten, bleek het voor de Libanese politieke leiders niet mogelijk wezenlijke vooruitgang te boeken ter realisering van het program van Bayt al Din. Wel trokken de Syrische troepen zich in de loop van 1980 terug uit verschillende posities, o.a. uit Beiroet, maar het Libanese nationale leger slaagde er slechts ten dele en dan nog met moeite in de Syrische posities over te nemen. Pogingen om het nationale leger de plaats te doen innemen van de particuliere milities mislukten geheel. Bovendien bleek bij diverse incidenten in de loop van het jaar, dat de eenheid binnen de nieuwe nationale strijdmacht uiterst broos was. Geconfronteerd met de onmogelijkheid in het verdeelde Libanon vrije, algemene verkiezingen te houden besloot het parlement in april 1980 zijn zittingsperiode te verlengen tot 30.6.1983. VoorSelimal-Hoss, premier sinds 1976, was de uitzichtloosheid van de situatie op 6.6.1980 aanleiding om ontslag te vragen. Het werd hem ruim een maand later verleend.
Libanon leek op weg naar een opsplitsing in diverse ministaatjes. Op 18.4.1980 riep Haddad met Israëlische steun in Zuid-Libanon de vrije, onafhankelijke staat Libanon uit; hij verklaarde de rest van Libanon als bezet door Syrië en de PLO te beschouwen. In juli 1980 slaagden de falangisten er in het noorden van Centraal-Libanon in, de milities van Chamoun uit te schakelen. De falangisten verwierven daarmee de controle over de christelijke sector in Libanon. In Syrië groeide de vrees dat de falangisten een poging zouden doen het door hen beheerste gebied in Centraal-Libanon te verbinden met Haddads zone in het zuiden. Het succes van een dergelijke poging zou de opdeling van Libanon bezegelen: de verbinding tussen Damascus en Beiroet zou worden verbroken, het centraal gezag in Beiroet zou daarmee van zijn machtsbasis, het Syrische leger, worden beroofd, en de Palestijnen, geconcentreerd in de gebieden ten zuiden van Beiroet, zouden, omsingeld door christelijke milities, in een onhoudbare positie komen.
Het falangistisch opdringen bij Zahle, de Oostlibanese stad die de verbindingsweg tussen Damascus en Beiroet beheerste, bracht de Syriërs voor het eerst in dec. 1980 tot ingrijpen. Begin april 1981 braken rond Zahle nieuwe gevechten uit tussen Syrische troepen en falangisten, die nu oversloegen naar Beiroet. Tegelijkertijd liet Haddad in Zuid-Libanon zware bombardementen uitvoeren op Sidon en Tyrus en opereerden Israëlische commando’s in het gebied tegen Palestijnse concentraties.
Litt. P.A.Haly en L.W.Snider (red.), Lebanonin crisis. Participants and issues (1979).