(Kenya), republiek in Oost-Afrika, begrensd door de Indische Oceaan, Somalië, Ethiopië, Soedan, Oeganda en Tanzania, 582624 km2. Hoofdstad: Nairobi.
BEVOLKING De bevolking van Kenia bedroeg in 1979 ca. 15,3 mln. Het land heeft een zeer snel groeiend inwonertal (gemiddelde jaarlijkse toename met 3,6 % gedurende de periode 1970-77) dank zij een zeer groot geboortenoverschot (een geboorten- en sterftecijfer van 50 %c resp. 17 %c). Bovendien heeft het een zeer jonge bevolkingssamenstelling: 48 % is jonger dan 15 jaar en slechts 3,6 % is ouder dan 65 jaar. De gemiddelde verwachte levensduur bij de geboorte bedraagt 53 jaar.
ECONOMIE De landbouw is met 38 % van het bruto nationaal produkt (BNP) en 79 % van de tewerkstelling de belangrijkste sector van de Keniase economie. Toch is maar 10 % van de landoppervlakte door landbouwgrond ingenomen. De belangrijkste gewassen zijn koffie (80000 t in 1979) en thee (99000 t; 7e plaats in de wereld). Beide gewassen vormen samen ca. 52 % van de export. De rundveestapel telt 10,5 mln. stuks en Kenia exporteert rundvlees en zuivelprodukten.
De ondergrond is arm aan delfstoffen en energiebronnen, zodat de industrie (18 % van het BNP in 1978) vooral gericht is op de be- en verwerking van landbouwprodukten. Nairobi en Mombasa zijn de twee voornaamste industriecentra. De nodige elektriciteit wordt geleverd door waterkrachtcentrales in Oeganda en in het eigen land. De in aanbouw zijnde hydro-elektrische centrale aan de Tana te Seven Forks is al gedeeltelijk in produktie.
Een steeds in omvang toenemende bron van inkomsten is het internationale toerisme (foto-safari’s).
Kenia’s economie ondervindt nadeel van de problekendo. Beeld uit een Japanse kendomen in Oeganda en de grenssluiting met Tanzania. wedstrijd Het jaarlijkse inkomen per hoofd blijft zeer laag: $ 270 in 1977.
POLITIEK In 1974 werd Kenyatta herkozen als president voor zijn derde ambtstermijn van vijf jaar. Hij was de enige kandidaat en bleef onbetwist het symbool van de eenheid van Kenia. De Algemene Vergadering, in okt. van dat jaar gekozen, werd pas in febr. 1975 voor het eerst bijeengeroepen. De al bestaande politieke ontevredenheid werd vergroot door de moord in mrt. 1975 op de politicus Josiah Mwangi Karioeki, voormalig minister. Karioeki, die beschouwd werd als woordvoerder van de armen, was een belangrijk vertolker van kritiek op de regering.
Het bericht van zijn dood leidde in Nairobi tot ernstige ongeregeldheden. De schuld voor de moord werd vooral gezocht bij de kleine bevoorrechte elite, die de groeiende kritiek op het beleid van de regering probeerde te verhinderen. De parlementaire commissie die onderzoek zou instellen naar de toedracht van de moord, heeft nooit een dergelijk rapport uitgebracht. In de loop van 1975 werden twee parlementsleden gearresteerd en zonder vorm van proces gevangengezet. In aug. 1976 werden de burgemeestersverkiezingen in Nairobi opgeschort, nadat er oppositie was ontstaan tegen de kandidatuur van Kenyatta’s dochter. Vergaderingen van de KANu werden verboden. Ondanks de oppositie tegen de regering, bleef de positie van Kenyatta echter onaangetast.
Op 5.1.1977 stuurde Kenyatta het parlement zonder opgaaf van redenen naar huis. Er werden verkiezingen voor de KANU uitgeschreven voor 3 april. Oginga, de vroegere vice-president, stelde zich kandidaat voor het vice-voorzitterschap van de KANU. De partij sloot hem uit van de verkiezingen en op het laatste moment werden deze voor onbekende tijd uitgesteld.
Op 22.8.1978 stierf Kenyatta. Men vreesde voor conflicten rond de opvolging van de president die sinds de onafhankelijkheid in 1963 in functie was. Daniel Arap Moi, vice-president onder Kenyatta, werd tot enige kandidaat van de KANU aangewezen. Bij zijn beëdiging op 14 okt. zei Moi dat noodzakelijke maatregelen genomen zouden worden om een eind te maken aan de ongedisciplineerdheid, de inefficiëntie en de corruptie. Hij noemde de hoge werkloosheid, de wijdverbreide armoede en het ontbreken van diversificatie in de industrie grote bedreigingen voor de ontwikkeling van de Keniase economie in Afrikaans-socialistische richting.
Op 8.11.1979 werden in Kenia verkiezingen gehouden; de vm. vice-president Oginga Odinga en George Anyona, die bij vorige verkiezingen de corruptie op regeringsniveau had aangevallen, kregen van de eenheidspartij KANU geen toestemming om zich kandidaat te stellen. Toch deed zich een opvallende verschuiving voor. Zeven ministers en tien onderministers, meestal volgelingen van Kenyatta, werden niet herkozen. Dat werd algemeen beschouwd als een overwinning voor president Moi, die daardoor meer armslag om te regeren kreeg. In de nieuwe regering trok Arap Moi het Ministerie van Defensie aan zich.
In 1976 werd de verhouding tussen Kenia en Oeganda steeds slechter. President Idi Amin van Oeganda beschuldigde Kenia van samenspanning met Israël, omdat in juli Israëlische vliegtuigen de luchthaven van Nairobi hadden aangedaan bij hun overval op het vliegveld van Entebbe in Oeganda. Er moesten 3000 Kenianen Oeganda verlaten. De handel tussen de twee landen kwam vrijwel tot stilstand en Kenia staakte de olieleveranties.
De relatie met de buurlanden Tanzania en Oeganda, waarmee Kenia verbonden was in de OostAfrikaanse Gemeenschap (EAC), bereikte in juni 1977 een dieptepunt toen Keniase regeringsfunctionarissen verklaarden dat deze in feite was opgeheven. Officieel was de Gemeenschap echter niet ontbonden. In juni kwam het ook tot een conflict met Somalië, toen 3000 Somalische militairen een aanval deden op een grenspost op Kenia’s grondgebied. Kenia raakte hierdoor betrokken bij de problemen in de ‘hoorn van Afrika’ tussen Somalië en Ethiopië om het gebied Ogaden. De regering verhoogde daarop de defensie-inspanning. In aug. 1977 bezocht de Franse minister van Buitenlandse Zaken Guiringaud Nairobi om over de problemen in de Ogaden te spreken en de Franse Afrikapolitiek uit te leggen.
Op 31.1.1979 sloot president Arap Moi met Ethiopië een vriendschapsverdrag tegen de gemeenschappelijke vijand Somalië. Op 21.10.1979 werd de grens met Oeganda gesloten.