Gepubliceerd op 17-01-2021

Bouwrijp maken

betekenis & definitie

het samenstel van handelingen gericht op de aanpassing van de waterhuishouding, het bodemprofiel en de ligging van het maaiveld van een terrein aan het gebruik voor stedelijke doeleinden van de grond. Bouwrijp maken moet de grond verschillende eigenschappen geven, die afhankelijk zijn van de stedelijke doeleinden, m.n. wonen, industrie, wegen en groenvoorzieningen.

Deze doeleinden stellen eisen aan de waterbeheersing, de bodemgesteldheid en het groeimilieu. Ook de voorafgaande bouwfase stelt nog eisen aan de grond m.n. aan de ontwatering en de begaanbaarheid. Het zware bouwverkeer en de opslag van bouwmaterialen vereisen een voldoende draagvermogen (400 kN/m2); soms vereist het gebruik van zware rupskranen een hogere waarde (500-1000 kN/m2). Een goed ontwaterde zandlaag is over het algemeen goed begaanbaar, maar kleigrond in vochtige toestand is daarentegen slecht begaanbaar. Het draagvermogen moet veelal door speciale voorzieningen (funderingen, heien) worden verbeterd; deze worden niet tot het bouwrijp maken gerekend.De ontwatering is niet alleen voor de begaanbaarheid van belang. Tijdens de bouwfase moeten bouwputten, funderingen, kabels enz. droog kunnen worden gelegd. Voor de bebouwing gelden als eisen dat de grondwaterspiegel lager dan de fundering ligt (veelal 1 m onder het maaiveld), dat de kruipruimte onder het gebouw droog blijft (geen vochtig huis, geen aantasting van hout, leidingen, kabels enz.) en de ontwatering goed is (onderhoud en aanleg leidingen enz.). Terreinen voor industrie en wegen worden wel afzonderlijk bouwrijp gemaakt, b.v. door de desbetreffende industrie, of als gevolg van specialistische eisen. De groenvoorziening vereist o.a. het leveren van vocht en voedingsstoffen door de grond, maar anderzijds mag geen wateroverlast plaatsvinden.

Een voor stedelijk gebruik bestemd terrein wordt eerst onderzocht op zijn geschiktheid, m.n. wat betreft de bodemgesteldheid en de waterhuishouding. Vervolgens wordt een plan opgesteld. Hierin wordt ook het open water opgenomen, niet alleen vanwege de berging en afvoer van hemelwater (die overigens bepalend zijn voor de minimumafmetingen ervan), maar ook vanwege zijn functie als afscheiding, vaarweg, visueel en ruimtelijk element e.d. Het open water moet diep genoeg zijn om gewenste drooglegging te kunnen bereiken. Aangezien de hemelwaterafvoer op verhard oppervlak sneller verloopt dan die op een ander oppervlak, kan de aansluiting van stedelijk open water op dat van landelijk gebied extra voorzieningen eisen (b.v. omdat een wenselijke verlaging van het polderpeil niet mogelijk is, waardoor extra ophoging nootzakelijk is).

Tot het bouwrijp maken kunnen behoren: verwijdering van opstallen; egalisatie van het terrein; ophoging ervan; het graven van waterpartijen; ontwatering; regulatie van de grondwaterstand; afwatering (afvoer hemelwater) en regulatie van het oppervlaktewater; het rioleren; aanleg van bouwstraten; aanbrenging van hoofdleidingen en nutsvoorzieningen (straatlantaarns, brandkranen enz.); bouw kunstwerken (b.v. brug, gemaal); bouw definitieve straten; aanleg groenvoorzieningen; afwerking van het terrein. Sommige gemeenten noemen de bouw van definitieve straten, terreinafwerking, aanplant en inzaai groenvoorzieningen, plaatsing verlichting enz. het woonrijp maken.

In vele gevallen moet de grond opgehoogd worden met zand. Dit kan integraal (totale gebied) of partieel (alleen waar nodig) gebeuren. Wegen en pleinen vereisen meestal een cunet (zandbed). Het integraal ophogen kan voordelig zijn bij een slappe grond en dichte bebouwing. Het wordt in Nederland in toenemende mate gedaan, o.a. doordat de bouw een meer industrieel karakter krijgt en op grotere bouwplaatsen en een slechtere grond plaatsvindt. Een goed ontwaterde zandlaag van 0,5 m (bij te verwachten sporenvorming 0,7 m) heeft voldoende draagkracht voor de begaanbaarheid e.d. Moet het terrein met zand opgespoten worden, dan duurt het 3-5 jaar eer het zich goed gezet heeft als geen speciale bewerkingen de zetting bevorderen.

De grondwaterstand in stedelijk gebied werd vroeger beheerst door open water (b.v. grachten). Sinds de jaren zestig wordt steeds vaker drainage toegepast. De drainreeksen liggen op ca. 2 m diepte onder het maaiveld (de oorspronkelijke diepte van ca. 1 m leidde vaak tot schade tijdens graafwerk). Kruislingse drainage is de jongste ontwikkeling; twee stelsels (afstand 1 dm) van drainreeksen haaks op elkaar. Tijdens de bouwfase heeft drainering nog een snellere zetting van de grond als voordeel. Voor het bouwrijp maken bestaan vele methoden.

De ingrepen ten behoeve van een goede waterbeheersing, bodemgesteldheid en groeimilieu hangen veelal met elkaar samen. Het totaal van maatregelen wordt in hoge mate bepaald door de aanwezige grond, hetgeen uit de volgende twee mogelijkheden moge blijken.

1. Hooggelegen zandgrond; begaanbaarheid en waterhuishouding van de grond zijn voldoende. Het bouwrijp maken blijft in het algemeen beperkt tot een zandcunet (0,3 m) onder de wegen. Open water kan aangebracht worden om versnelde afvoer vanuit het rioolstelsel te vertragen.
2. Laaggelegen poldergebied; begaanbaarheid onvoldoende; grondwaterstand en open-waterpeil te hoog. Een van de mogelijke oplossingen is de volgende. Het terrein wordt partieel opgehoogd; het open-waterpeil wordt verlaagd en een drainagestelsel aangebracht. Verlaging van het polderpeil kan o.a. leiden tot extra zettingen (en daardoor schade aan polderbebouwing).

De technisch optimale oplossing kan als gevolg van financieel-economische bezwaren niet altijd toegepast worden. De opbrengsten van het bouwrijp maken worden bepaald door de prijs van de kavels bestemd voor bebouwing met woningwetwoningen. Wil het huurniveau hiervan niet te hoog zijn, dan moet de som van kavelprijs, bouwkosten en architectenhonorarium niet boven een zekere waarde komen. De kavelprijs voor premie- en vrije-sectorwoningen wordt bepaald door vraag en aanbod. Daarom wordt vaak de kavelprijs voor woningwetwoningen op een gewenst niveau gebracht door het teveel af te wentelen op de kavelprijs voor andere bouw.

De kavelprijs wordt opgebouwd uit de kosten voor verwerving van de grond (meestal ondergeschikt, soms duur of moeizaam en tijdrovend: uitkopen bedrijf, voortijdig opkopen door projectontwikkelaar, onteigening); grondwerk (in hoge mate bepaald door bodemstructuur); riolering (kan door vereiste fundering duur zijn); verharding (bij goed plan zelden extreme kosten); groenaanleg (meestal beperkt deel van totale kosten); verlichting en brandkranen (vrijwel te verwaarlozen deel van totale kosten); voorbereiding en toezicht: o.a. stedebouwkundige kosten (door vele procedures niet onaanzienlijk), grondonderzoek, hydraulische berekeningen, administratieve activiteiten; kunstwerken; infrastructurele werken (kan vooral in groeikernen grote invloed hebben); fondsvorming (extra bedrag voor toekomstige projecten).

Het staat gemeenten in principe vrij te kiezen voor structureel goede oplossingen met weinig onderhoudskosten in de toekomst of voor minimale voorzieningen voor het bouwrijp maken en daarna onverantwoord hoge onderhoudskosten (b.v. herstel van een rioolstelsel op slappe grond dat verzakkingen vertoont door het ontbreken van een goede fundering). In de praktijk zal vaak een middenweg gekozen moeten worden. Afb.p.118.

Litt. A.J.J.Matze, Het bouwrijp maken van terreinen; H.Hengeveld, Waterbeheersing in stedelijke gebieden (beide in: Polytechnisch tijdschrift, bouwkunde/wegen- en waterbouw, nov. 1980).

< >