Gepubliceerd op 17-01-2021

Besloten vennootschap

betekenis & definitie

(BV), Ned. ondernemingsvorm, ingesteld in 1971 volgens de EG-richtlijnen inzake het vennootschapsrecht.

Oorspronkelijk was een van de essentiële verschillen met de → naamloze vennootschap, dat de plicht tot accountantscontrole en publikatie van de jaarstukken ontbrak. De B V is vrijwel van begin af aan in opspraak geweest vanwege de vele mogelijkheden tot misbruik die aan deze ondernemingsvorm inherent bleken. Het gaat daarbij voornamelijk om malafide faillissementen van kleine BV’S, die met weinig moeite en geringe middelen opgericht kunnen worden. De eigenaar-aandeelhouder kan tegen een door hemzelf vastgesteld salaris als directeur in dienst komen bij zijn eigen B v; hij valt daarmee als werknemer onder de sociale voorzieningen en komt na een (al dan niet frauduleus) faillissement in principe in aanmerking voor een werkloosheidsuitkering. Een BV kan haar schulden aan de belastingdienst en de bedrijfsverenigingen hoog laten oplopen, haar middelen overbrengen naar een tweede BV, de eerste failliet laten verklaren en het personeel ontslaan; deze constructie is mogelijk, omdat de eigenaar niet persoonlijk aansprakelijk is. Op deze manier worden naar schatting ieder jaar vele tientallen miljoenen guldens aan echte of gemanipuleerde schulden afgewenteld op de staat en de sociale-verzekeringsdiensten.

De urgentie om dit probleem aan te pakken bleek zowel uit het snel stijgend aantal BV’S (in 1976 meer dan 12000 nieuw opgerichte, in 1977 meer dan 17000, in 1979 bijna 14000, en in 1980 ruim 8000) als uit het snel stijgend aantal faillissementen (611 in 1974, 848 in 1975, 1300 in 1976, en 1283 in 1979), ofschoon natuurlijk niet al deze faillissementen frauduleus zijn. Om misbruik zoveel mogelijk tegen te gaan, aanvaardde de Tweede Kamer in febr. 1978 een verhoging van het basiskapitaal dat nodig is om een B v te stichten; het minimum werd gesteld op f 35000. Grote BV’S (ten minste f 8 mln. aan activa en 100 of meer werknemers) moesten bovendien een vereenvoudigde balans ter inzage bij het handelsregister leggen. In sept. 1980 werd een wetsvoorstel ingediend inzake de BV teneinde de Ned. wetgeving aan te passen aan de vierde EG-richtlijn over het vennootschapsrecht. Volgens het nieuwe wetsvoorstel hebben alleen nog maar vrijstelling van publikatieverplichting de kleine BV’S en coöperatieve verenigingen die voldoen aan ten minste twee van drie voorwaarden: activa van ten hoogste f 3 mln., ten hoogste 50 medewerkers en een netto-omzet van ten hoogste f 6 mln.; middelgrote BV’S mogen bij de verplichte publikatie van hun winst- en verliesrekening een zekere beperking in acht nemen.

< >