o., vakonderwijs dat direct gericht is op de uitoefening van een praktisch beroep.
© Beroepsonderwijs wordt in Nederland gegeven op lager, middelbaar en hoger niveau en als wetenschappelijk onderwijs (arts, ingenieur, advocaat, leraar enz).
Het lager beroepsonderwijs sluit aan op de basisschool. Rond 1980 volgen minder kinderen dan tevoren het lager beroepsonderwijs, omdat zij vaker het algemeen voortgezet onderwijs kiezen. Hier blijven echter velen steken, die dan later toch bij het lager beroepsonderwijs terechtkomen. Daar wordt ieder toegelaten die het basisonderwijs voltooid heeft. Is dat niet gelukt, dan is, na een psychologisch onderzoek, plaatsing op een school voor individueel beroepsonderwijs mogelijk. De lagere beroepsscholen leiden op tot diploma’s, die verschillen naar de gevolgde vakken èn naar de niveaus, waarop deze zijn gevolgd.
Sommige daarvan geven het recht een middelbare opleiding te volgen, waartoe men ook met bepaalde voortgezet onderwijsdiploma’s wordt toegelaten. Soortgelijke regels gelden voor de overgang van middelbaar naar hoger beroepsonderwijs.
Het beroepsonderwijs wordt gegeven op de volgende gebieden:
1. techniek, met een breed scala van mogelijkheden zoals bouwen (waaronder timmeren, metselen, schilderen, stofferen), elektrotechniek, autotechniek, scheepsbouw, instrumentmaken, zeevaart, optiek;
2. economie en administratie (voor handel, kantoor, winkels, bestuur);
3. huishouding en nijverheid (o.a. zorg voor woning, voeding, kleding, kinderverzorging, gezondheidszorg);
4. land- en tuinbouw;
5. sociaal-pedagogisch werk (o.a. gezins- en bejaardenverzorging, jeugdwerk, personeelsbeleid, verpleging in ziekenhuizen, bibliotheekwezen, journalistiek);
6. kunst (beeldende kunsten, muziek, theater, dans, film enz.);
7. middenstand (winkelier, bedrijfsleider in afdelingen van grote bedrijven e.d.);
8. onderwijs (opleiding voor kleuterleider, onderwijzer en leraar).
In Nederland bestonden in 1978 voor volledig dagonderwijs 1290 opleidingen in het lager beroepsonderwijs met in totaal 409325 leerlingen, 547 opleidingen voor middelbaar beroepsonderwijs met 146925 leerlingen en 348 opleidingen voor hoger beroepsonderwijs met 126890 leerlingen.
In België wordt sinds 1970 een vernieuwd secundair onderwijs ingevoerd dat uiteenvalt in drie cycli van twee jaar. Het eerste jaar van de eerste cyclus (de observatiecyclus) is gemeenschappelijk voor alle vormen van secundair onderwijs; in de daarop volgende jaren wordt geleidelijk een verdergaande specialisatie doorgevoerd. Het secundair beroepsonderwijs sluit daarbij aan, maar men onderscheidt tevens een lagere en een hogere graad. De lagere graad omvat vier beroepsjaren (de beide eerste cycli), de hogere graad omvat twee hogere beroepsjaren en sluit aan op het hoger beroepsonderwijs.
In 1978—79 werd de lagere graad met volledig leerplan gevolgd door 188480 leerlingen en de hogere graad door 102865 leerlingen.