Gepubliceerd op 17-01-2021

Argumentatieleer

betekenis & definitie

v./m., dat deel van de filosofie dat het feitelijke redeneren in de diverse wetenschappen nagaat en onderzoekt in hoeverre hier correct geredeneerd wordt.

© Velen beschouwen de argumentatieleer als een onderdeel van de → logica. Anderen echter, zoals C.Perelman (in samenwerking met L.Olbrechts-Tyteca) en S.Toulmin, wijzen erop dat de moderne logica veel te hoge eisen stelt aan een correcte argumentatie en dat het feitelijke argumenteren in de diverse wetenschappen behalve in de wiskunde en natuurwetenschappen — zich geheel anders voltrekt. Perelman presenteert zijn visie graag als ‘nieuwe retoriek’ en beroept zich op een oude traditie. Aristoteles heeft nl. naast zijn leer van definities en syllogismen, die in de moderne logica verder ontwikkeld wordt, ook een argumentatieleer gegeven in zijn Rhetorika en Topika, waarbij ook waarschijnlijkheidsargumenten zijn toegestaan.

De term retoriek kan echter misverstanden oproepen, doordat in de retoriek vaak meer geprpbeerd wordt de toehoorders te overtuigen door op hun gemoed te werken e.d., dan dat er geargumenteerd wordt. Perelman c.s. willen inderdaad overtuigen, maar daarbij de slechte kanten van de retoriek vermijden. Toch staat bij hen minder de zorg voor een correcte redenering op de voorgrond, dan de drang overtuigend te zijn in de argumentatie. Zij bestrijden echter de mogelijkheid van de toepassing van een logische calculus, d.w.z. het uitvoeren van logische berekeningen met behulp van de symbolische logica.

Nu spelen waarschijnlijkheidsargumenten ook in de exacte wetenschappen een grote rol. Strenge logici echter, zoals R.Carnap, willen die alleen toestaan, wanneer de graad van waarschijnlijkheid precies kan worden aangegeven. En bij de meeste argumentaties in de historische en rechtswetenschappen is dit dikwijls niet mogelijk, evenmin als bij argumenten in het dagelijks leven. Perelman c.s. proberen nu toch een lijn in hun argumentatie te brengen door bepaalde regels op te stellen. In de rechtswetenschap was dat al lang gebeurd. In het Ned. Wetboek van Strafvordering b.v. worden in de artt. 338 vlg. zorgvuldig enkele regels opgesteld waaraan een bewijsvoering in het strafrecht moet voldoen om geaccepteerd te worden.

Sommige moderne logici, zoals Lorenzen en in Nederland vooral E.M.Barth, hebben in antwoord op visies als die van Perelman en Toulmin nieuwere argumentatieschema’s ontwikkeld. Deze schema’s hebben meer aansluiting aan bestaande wetenschappelijke argumentaties, maar laten zich verder gemakkelijk combineren met de bestaande systemen van logica, dit in tegenstelling tot de ontwerpen van Toulmin en Perelman. Men kan er dan echter niet omheen, met de notie van ‘een redelijk publiek’ te gaan werken. Daarbij worden afspraken gemaakt, welke argumenten als redelijk zullen gelden en welke niet. Men ontwerpt hier logica’s van vragen en van de verschillende modaliteiten (noodzakelijkheid, mogelijkheid, verplichting, vermoeden enz.). Het spreekt daarbij vanzelf dat er een samenhang bestaat tussen wat als een redelijk argument beschouwd kan worden en de cultuur van een bepaalde tijd en groep. [prof.dr.H.G.Hubbeling] LUT.

C.Perelman en L.Olbrechts-Tyteca, Rhétorique et philosophie. Pour une théorie de l’argumentation en philosophie (1952); S.Toulmin, The uses of argument (1964); C.Perelman, Logique juridique, nouvelle rhétorique (1976); A.Naess, Elementaire argumentatieleer (1978); E.M.Barth en J.L.Martens, Criticism and defence. Contributions to the Groningen conference on the theory of argumentation (1981); E.M.Barth en S.Krabbe, From action to dialogue (1981).

< >