NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Vos, jan

betekenis & definitie

VOS (Jan), waarschijnlijk tusschen 1615 en 1620 geb. te Amsterdam uit het huwelijk van Jan Vos enAeltje (Dircx)Opmeer, overl. begin Juli 1667. Hij was glazenmaker van beroep of, zooals hij zich zelf noemt, ‘glaslooder’. In Febr. 1639 trouwde hij Grietje Gerrits, ‘out23jaar’. En in hetzelfde jaarwordt hij door M.G. Tengnagel in de Amsterdamsche Lindebladen genoemd onder de amsterdamsche dichters. In 1641 werd hij plotseling beroemd door zijn treurspel Aran en Titus, of Wraak en Weerwraak, dat 30 Sept. van dat jaar voor het eerst werd opgevoerd. Het drama maakte grooten opgang bij geletterden en ongeletterden - Caspar Barlaeus schreef er een geweldig lofdicht op - werd dikwijls gespeeld en telkens herdrukt (1646, 1648 (de4dedr.), 1656, 1658, 1660, 1662 (2), 1680, 1697, 1699, 1706, 1709, 1715, 1724, 1725, 1726; dit is de 20ste druk). In 1658 werd het treurspel door de jongelui der latijnsche school te Tiel in het Latijn vertaald onder den titel: Aran et Titus. Mutua vindicatio; in 1661 gaf Hieronymus Thomate Giessen er eene duitsche omwerking van onder den titel: Titus und Tomyris oder Traur-Spiel, Beygenahmtdie Rachbegierige Eyfersucht. In het begin der 18de eeuw schreven Salomon van Rusting en Jakobus Rosseau (1716) elk eene parodie op de Aran, terwijl Rotgans en Langendijk Vos' treurspel op andere wijze belachelijk maakten.

De Aran en Titus heeft groote overeenkomst met de Titus Andronicus (1600) van Shakespeare en men heeft op verschillende wijzen getracht die overeenkomst en tevens de afwijkingen van de beide drama's te verklaren; de quaestie is te uitvoerig, om haar hier te behandelen. De vraag, hoe Vos, die geene vreemde talen kende, in het 5de bedrijf van zijn treurspel heel wat vertaald heeft uit Seneca's Thyestes, is eenvoudiger; Barlaeus, die den jongen man kende, heeft hem zeker daarmee geholpen.

In 1642 gaf Vos de klucht Oene, die evenveel opgang maakte als zijn treurspel en vele uitgaven beleefde (1643, 1646, 1648, z.j. (2 uitg.), 1649, 1655, 1657, 1658, 1662 (2 uitg.), 1670, 1696, 1710, 1726). Hij heeft het stukje ontleend aan IochemIool, ofte Ialourschen Pekelharingh (1637) van Jan Soet, die waarschijnlijk op zijne beurt weer gebruik had gemaakt van ein lustig Pickelharings-Spiel, opgenomen i n de Englische Comedien und Tragedien (1620). Soet heeft Vos wegens dat plag i aat heftig aangevallen.

Intusschen kwam Vos, ten gevolge van zijn succes, niet alleen in aanraking met Hooft, Vondel, Huygens en andere beroemde dichters - al spoedig komt hij telkens op het Muiderslot - maar ook met de grootwaardigheidsbekleeders in zijne geboortestad. Aan de Huydecopers, de Bickers, de Witsens, de Vlooswijken, enz. heeft hij tal van grootere en kleinere gedichten gewijd en alwie in Amsterdam hooge ambten en waardigheden bezat, werd door hem bezongen. Voor elk groot huiselijk feest in die deftige kringen had hij een vers klaar, was tevreden met een plaatsje onderaan de tafel en liet zich patronisecren. Hij heeft dan ook heel wat ruiten ingezet in de stadsgebouwen, o.a. in het nieuwe stadhuis, heette stadsglazenmaker, werd 1 Jan. 1655 benoemd tot wijnroeier en in 1647 voor het eerst tot regent van den schouwburg, waartoe hij, behalve in 1652, elk jaar werd herkozen. In die hoedanigheid heeft hij zeker grooten invloed gehad op de drama's, die daar vertoond werden.

Vos heeft 5 Juni 1648 het sluiten van den vrede van Munster opgeluisterd met zes vertooningen op den Dam, evenals Samuel Coster en Geeraerdt Brandt. Hetzelfde deed hij in Mei 1654 wegens het sluiten van den vrede van Westminster. In Aug. 1659 bij het bezoek van Amalia van Solms organiseerde hij een optocht van 16 ‘Staatcywagens’ en in Juni 1660 een anderen van 20 wagens, toen Maria Stuart, de weduwe van Willem II, met haar jongen zoon Amsterdam bezocht. Daar hij echter de onhandigheid beging, om op één dier wagens Karel I voor te stellen op het schavot, waarbij de prinses het hoofd afwendde, is er een eind gekomen aan die vertooningen en werd hij zelf, die te paard den stoet vergezeld had, heftig aangevallen in De Mot in t Vossevel, t' Samenspraeck tusschen Jan Tamboer en Jan Vos en andere pamfletten. Hij heeft zich daarna tevreden gesteld met vertooningen op het tooneel ineen te zetten en ook door de uitvoerige gedichten Ontzet van Koppenhaven (1657) en Vergrooting vanAmsterdam (1662) daar door vele personen te laten uitspreken en vertoonen.

Behalve deze gedichten schreef hij Vrcede tusschen Filippus de vierde... en de Staaten der vrye Neederlanden (1648); Zeekrygh tusschen de Staaten der vrye Neederlanden, en het Parlement van Engelandt (1653); Strydt tusschen de Doodt en Natuur, ofZeege derschilderkunst (1654); Inwyding van het Stadhuis t' Amsterdam (1655); Traanen overde doodt van... Maria Stuart, Princes Douarière van Oranje (1661); Vergrooting van Amsterdam (1662); Kommerrust, hofstede van ... Mr. Joan Uitenboogaerdt... (1665) en Scheepkroon derzeehelden van de vrye Neederlanden (1666), die alle afzonderlijk uitkwamen, verder een groot aantal kleinere verzen, bijschriften op schilderijen en puntdichten.

Als regent van den schouwburg heeft Vos weten te bewerken, dat het gebouw geheel verbouwd werd en het tooneel met zijn vast decoratief plaats heeft gemaakt voor een ander, met beweegbare schermen. 24 Maart 1664 werd de eerste steen van den nieuwen schouwburg gelegd door Maria, het eenige dochtertje van Vos, en 26 Mei 1665 had de opening plaats met Vos' zinnespel Inwyding van de Schouburg t'Amsterdam; in 1667 liet hij er zijn tweede treurspel, Medea, opvoeren. Het is een drama ‘met kunst- en vliegh-werken,’ een genre, waarvoor Corneille

met de Andromède (1650) en La Toison dor (1661) het voorbeeld had gegeven, en dat ook hier te lande korten tijd opgang heeft gemaakt. Vos heeft in zijn treurspel willen toonen, wat men al niet op het nieuwe tooneel met decoratief en allerlei machinerie kon doen. Ook de Medea is lang op het tooneel gebleven, meermalen herdrukt (1671, 1679, 1698, 1726, 1740, 1750, 1771, en z.j.), en in de 18de eeuw geparodieerd in de Medea van J. Rosseau en in De Broekvan O.C.F. Hoffham.

Jan Vos is den 11den Juli 1667 in de Nieuwe Kerk begraven.

In 1658 werden vele zijner gedichten door den boekverkooper Jan van Duisburg uitgegeven met den titel Dichtkunst van Jan Vos, waarschijnlijk buiten medeweten van den dichter. Alle de Gedichten van den Poëet J an Vos. Verzamelt en uitgegeven doorJ.L. t'Amsterdam, verschenen in 2 dln., 1662-1671, en nog eens in 1726.

Zijn portret in miniatuur door A.v. Halen is in het Rijksmuseum te Amsterdam; het werd geëtst door Jan Lievens en K. Dujardin.

Zie: J.A. Worp, Jan Vos (Gron. 1879); dez., Geschiedenis van het drama en van het tooneel in Nederland, vgl. register; dez., De invloed van Seneca's treurspelen op ons tooneel(Amst. 1892) 240-243, 263, 264; W. Creizenach in Berichte derphilol.-hist. Classe derKön. Sachs. Gesellschaftder Wissenschaften 1886, 93, vlgg., en Die Schauspiele derenglischen Komödianten (Berlin und Stuttgart) 1,vlgg.;Harold deW.Fuller en GeorgeP.Baker inPublications of the Modern Language Association, XVI, No. 1; R.A. Kollewijn in Nederl. Spectator 1882, 167, 168.

Worp

< >