NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Vloten, gerlof van

betekenis & definitie

VLOTEN (Gerlofvan), zoon van Prof. Johannes v.V. en Johanna Elisabeth Hendrica Christina van Gennep, geb. te Deventer7 Juni 1866, overl. te Noordwijk aan Zee 20 Maart 1903.

Hij bezocht het gymnasium te Haarlem, 1878-1884, en werd daarna student in de semietische letteren te Leiden, waar voornamelijk prof. M.J. de Goeje zijn leermeester was. In 1890 promoveerde hij op een dissertatie: De opkomstder Abbasiden in Chorasan. In hetzelfde jaar werd hij benoemd tot adjutor interpretis legati Warneriani en tot leeraar in het Hebreeuwsch aan het gymnasium te Leiden In aansluiting bij zijne dissertatie verscheen in 1894 zijn werk: Recherches sur la domination arabe, le chiitisme et les croyances messianiques sous le Khalifat des Omayades, in Verhand. Kon. Akad. van Wet. te Amsterdam. Verder bewegen zich op het gebied van zijn dissertatie kleine studien: Irdjä in Zeitschriftd. Deutschen Morgen. Gesellschaft, 1891; Ueber einige bis jetzt nicht erkannte Münzen aus der letzten Omeijadenzeit, ib., 1892; ZurAbbasidengeschichte, ib., 1898; Schiismus und Motazilismus in Basra, ib., 1899.

Van Vloten interesseerde zich vooral voor oostersche ‘Folklore’. Als vrucht van zijn studiën op dit gebied verschenen: in den Feestbundel aan prof. M.J. de Goeje aangeboden (1891): De uitdrukkingas-sjaitän ar-ragim; in den Feestbundel voor prof. Veth: Worgers in Irak; in WienerZeitschrift für die Kunde des Morgenlandes, Band VII, VIII: Dämonen, Geister und Zauber bei den alten Arabern; in Archiv für EthnographieV, 105, een inleiding bij de afbeelding van eenige perzische vaandels (Les drapeaux en usage ä la fête de Hugein ä Téhéran).

Zijn voorliefde voor Folklore bracht hem ook tot het bestudeeren van een der meest origineele arabische schrijvers, als Djähiz. Hij vatte het plan op diens werken uit te geven, en verkreeg daartoe de beschikking over al het materiaal dat baron von Rosen te St. Petersburg bewerkt en verzameld had. In 1898 verscheen de tekstuitgave van Le livre des Beautés et des Antithèses attribué à al-Djahiz, in 1900 Le Livre desAvares. Zijn

vroegtijdige dood was de oorzaak, dat eenige kleine werken van al-Djahiz niet meer door hem persklaar gemaakt konden worden. Hij had ze reeds bewerkt voor een uitgave, welke nog in 1903 door prof. de Goeje is bezorgd (Tria opuscula).

Op geheel ander gebied ligt een arabische tekst, dien hij in 1895 gepubliceerd had: Liber mafatih al-Olum . auctore Abu Abd Allah al-Khowarezmi.Dit boek bevat verklaringen van technische termen in het Arabisch.

Op wetenschappelijk gebied zijn dan nog van zijne hand te vermelden eenige artikelen in prof. Houtsma's Spécimen d'une encyclopédie musulmane (1899). Verder was hij medewerker aan de Tables alphabétiques du Kitab al-Aghani, onder redactie van prof. Guidi te Rome. Van Vloten voelde ook veel voor de nederlandsche letteren. Zelfstandige bijdragen van hem op dit gebied ken ik niet. Maar wel vertalingen en bewerkingen van arabische schrijvers, die verschenen zijn in het Tweemaandelijksch Tijdschrift, onder redactie van L. van DeysselenA. Verweij. Sommige dezer studien zijn tot een bundel verzameld en uitgegeven onder den titel van Oostersche schetsen en vertalingen (Amsterdam 1900).

Zie: de Goeje in Levensber. Letterkunde 1903,141 en Archiv f Ethnographie, XVI, 80.

Wensinck

< >