NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Symons, alexander

betekenis & definitie

SYMONS (Alexander), geb. te Rotterdam 6 Nov. 1815, overl. aldaar 1 Aug. 1892. Op 5 Oct. 1835 werd hij te Dordrecht bevorderd tot vroedmeester en op 15 Oct. d.a.v. tot stedelijk heelmeester.

Hij vestigde zich te Rotterdam en oefende bij voorkeur de oorheelkundige praktijk uit. In 1850 benoemd tot lid van de provinciale commissie van geneesk. onderz. en toevoorz. te Dordrecht, bleef hij in functie tot 1865.In 1852 vestigde hij de aandacht op de toonspraakmethode van Amman bij het onderwijs van doofstommen en gaf daardoor den stoot tot de oprichting van de

‘Inrichting tot Doofstommenonderwijs te Rotterdam’ in 1853. Als secretaris van het bestuur en tevens als chirurg en oorheelkundige was hij met groote toewijding aan deze

school werkzaam tot aan zijn dood. Het verslag der inrichting over het jaar 1891-92 nog door hem opgemaakt verscheen kort na zijn overlijden met een In memoriam door den directeur der school daaraan toegevoegd.

Van zijn hand verscheen: HetDoofstommenonderwijs. Eene historisch-kritische proeve (Rott. 1852); Bijzonderheden ontleend aan hetjaarlijksch verslag betrekkelijk de uitoefening der verloskunde

in het ressort der provinciale commissie van Geneesk. onderz. en toevoorz. in Zuid-Holland resideerende te Dordrecht gedurende het jaar 1860 in het Nederl . Tijds. v. Geneesk. 1862, 50; en hetzelfde over de jaren 1862 en 1863 in het Ned. Tijds. v. Geneesk. 1865, 1ste Afd . 145; Waarneming van eene spondylarthrocace ofz.g. Angina Hippocratis in Nieuw Prakt. Tijds. v. Ali Cohen I, 496.

Simon Thomas

Taabe, Joannes Antonius

TAABE (Joannes Antonius), geb. 24 Jun. 1805 te Megen, overl. 2 Jan. 1875 te Wageningen. Priester gewijd 27 Dec. 1827 was hij eerst eenige jaren werkzaam in zijne geboorteplaats, waar hij ten tijde van het Collegium philosophicum, toen de seminaries gesloten waren, in opdracht van den vice-superior der hollandsche zending, G. van Nooy, gedurende bijna driejaren les gaf in de philosophie en ook in de theologie aan eenige studenten uit de districten Holland en Utrecht. Nadat de seminaries heropend waren, werd hij in Sept. 1830 benoemd tot hoogleeraar in de wijsbegeerte aan het seminarie te 's Heerenberg en tegelijk tot president van dat seminarie. In 1837 uit beide betrekkingen op zijn verzoek eervol ontslagen, werd hij 2 Juni van dat jaar benoemd tot pastoor te Wageningen.

Zie: het Oud Archief van het Aartsbisdom Utrecht (in de Aartsb. Curie te Utr.), no. 151a en het Archief van genoemd Aartsbisdom (terzelfder plaatse): Registrum Pastorum.

Smeets

< >