SLENITZ (George of Thomas?), gest. 17Febr. 1500 bij Hemmingstedt, ook kortweg Slenz,Slanz, of jonker Slenz genoemd, type van den condottiere uit 't laatst der 15de eeuw, was wellicht uit Keulen afkomstig, volgens anderen, b.v. Worp van Thabor die hem daarbij, ‘een quaedt Kersten’ vindt, een Bohemer. Reeds vroeg (1492) was hij in dienst van hertog Albrecht in diens nederlandsche oorlogen en streed aan het hoofd van de saksische garde, o.a. in Gelre. Na het bestand van 1495 daaruit door Karel van Egmond verdreven, trok de wilde bende, roovend, moordend en ziekte verspreidend, naar Friesland. Ook hier heeft S. niet altijd denzelfden heer gediend evenmin als in Gelre, waar hij nu eens tegen den Egmonder, dan weer voor hem tegen Gulik en Kleef gevochten heeft.
In dien tijd (1495) nu kwam Slenitz in het Noorden, toen er ook aanvoerders als Fox, Metsch en Grombach (zie de artikelen) aan het werk waren, metwien hij uit Sneek den mislukten tocht over Aelsum tegen de Woudlieden meemaakte. Ook aan eenige kleine gevechten nam hij deel, doch in 1497 vertoefde hij meestal in de omgeving van koning Johan v. Denemarken, die toen Sten Sture in Zweden bestreed.
Tevoren, gelijk ook daarna, maakte eveneens graaf Edzard I van zijne diensten gebruik; men moest den winter van 1498-1499 in Oostfriesland doorbrengen. Daar zou hij te Emden bij een twist tusschen zijne soldaten en burgers zijn omgekomen, ware niet de graaf zelf bijtijds tusschenbeide getreden. Eene hoofdrol heeft hij in den toen gevoerden groninschen oorlog niet gevoerd, waar zijne troep voornamelijk geleid werd door Ulrik v. Dornum, die bijna de heele garde in dienst had. Mét haar, die ‘zwarte wacht’ aanvankelijk behalve door hem ook aangevoerd door George Kobler, heeft hij evenwel zijn laatsten strijd gestreden, en wel bij Hemmingstedt, waar zij allen, in deenschen dienst, bijna zonder uitzondering, door de Ditmarschen in de pan zijn gehakt.
De ‘overste kapitein’ wordt ons beschreven als iemand, evenals Fox, van bijzondere lichaamsgrootte en kracht; een geoefend en onverschrokken krijgsman, daarbij echter prachtlievend en ongebonden als een echte landsknecht uit zijn tijd. Geliefd was hij bij zijne bende die later weer scheen herleefd in de zwarte wacht, o.a. geleid, en wel omstr. 1516, door Siegmund v. Sichaw.
Litt. Zie de kronieken van den tijd; Allg. Deutsche Biographie XXXIV, 461; T.D. Wiarda, Ostfr. Gesch. (Aurich 1792) II, 161, 165, 170; F.A.v. Langen, Herzog AlbrechtderBeherzte (Leipz. 1838) 12, 55, 272, 281 en de daar aangehaalde literatuur; Iets over de Twisten derSchieringers en Vetkoopers in Gron. Volksalmanak 1840, 67;O.Sperling, Herzog Albrecht der Beherzte v. Sachsen 36 (1892); H. Reimers, Edzard der Grosze in Abh. und Vortr. zur Gesch. OstfrieslandsXIII-XIV, 35.
Kooperberg