NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Schonck, everard jan benjamin

betekenis & definitie

SCHONCK (Everard Jan Benjamin), geb. te Hedel 1745, overl. te Nijmegen 13 Juni 1821; studeerde te Franeker, was van 1769-1781 rector der latijnsche school te Gorinchem, en werd in laatstgenoemd jaar in dezelfde betrekking naar Nijmegen beroepen. Zijn inaugurale oratie aldaar, Literas reipublicae optimum esse fulcrum werd op stadskosten in druk uitgegeven.

Emeritus in 1816. Hij was een man van groote belezenheid, afkeerig van alle vertoon en geleerde praterij, den philologen van dien tijd zoo eigen. Deze aanstellerij is geestig door hem gehekeld in zijn Vermakelijke Slaatuintjes. Hij schreef: Vermakelijke Slaatuintjes onder het pseudoniem Eibesius (= E.I.B.S.) (Utr. 1775) (zie: v. Doorninck, Vermomde en Naamlooze schrijvers 1,161); Fabelen, Vertelsels, Hekeldichten en mengelingen door Ei bes i us (1779-86, 3 deelen); De Syrakusische vrouwen, Vertaling des 15en zangs van Theocritus, ofde Vrouwen het feest van Adonis vierende (z. pl. 1780); De bonheus uit de mode. Heldendicht (Haarl. 1799) in den geest van Pope's Rape of the Lock Dichterlijk tafereel derlotgevallen van Nijmegens burgt, gezegt het Valkhof (Nijm. 1805); Lotgevallen van Nijmegens burgt, gezegt het Valkhof (Nijm.

1805); Nijmeegsch alzigt op den Hofberg, van ouds het Valkhofgenaamd (Nijm. 1817); WandelingoverhetValkhof(Nijm. 1817); Nieuwegedichten voorkinderen; met pl. (Nijm.); Hetmaskerderwereld, naarhethedendaagsch tooneelgeschetst Proeve van zangstukken op de geboorte, het lijden en de verheerlijking van Jezus (Amst. 1807); Treurzang op het rampspoedig lot der stad Leyden, van den 12 Jan. 1807 (Nijm. 1807); St Nicolaasvreugd, aan de Nederlandsche jeugd (Nijm.); St Nicolaasgeschenkaan de jeugd (Amst.); Dankoffer aan den God van Nederland voor de verlossing van het juk der Fransche dwingelandij (Nijm. 1815); Schets van Nederlands rampen door de overstrooming der dijken veroorzaakt in Lentemaand 1784 (Nijm. 1784); De strijd derreuzen ofde gestrafte heerschzucht (Nijm. 1788).

Voorts vertaalde hij uit het Hoogduitsch C.F. Gellerts Tooneelpoëzy (Gorinch. 1777); S. Gessners DoodvanAbel(Nijm. 1783), en leverde velerlei bijdragen tot de Kleine dichterlijke handschriften in de Dichtvruchten van den vriendenkring: Kunst door Vriendschap volmaakter.

Aan het eind der Chronyk van de stad der Batavieren, uitg. d. In de Betouw (1784) 273 v.v. vindt men drie latijnsche lofdichten op Nijmegen van Pontanus, Goris enSmetius; doorSchonck in het Nederlandsch vertaald.

Zie: J.B. Kan, Het 325-jarig bestaan van deApostolische school, thans gymnasium te Nijmegen42 en 43; Staats Everts, Mr. E.J.B. Schonck, benevens enkelezijneronuitgegeven gedichten in de Prov. Geld. en Nijm. Courant 5 Nov. 1893; S.G. van C(appelle) in Geld. Volksalm. 1851, 3. van Schevichaven

< >