NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Römer, friedrich ludwig carl ulrich aemelius von

betekenis & definitie

RÖMER (Friedrich Ludwig Carl Ulrich Aemelius von), geb. en gedoopt te Grabow (Mecklenburg) 2 Sept. 1764, overl. te Elburg 23 Nov. 1845, zoon van den majoor-ingenieur in dienst van Frederik den Groote, en later mecklenburgsch ‘Oberstleutnant’ Johann (Carl)Daniël v.R. en van Anna Friederika Kleinschmit.Hem hielden, volgens het Doopregister der Evangelisch luthersche kerk te Grabow (jaar 1764, no. 73) ten doop: hertog Frederik de Vroome en diens gemalin, prins Ludwig en zijn gemalin, de prinsessen Ulrica en Amalia, allen van Mecklenburg, en de rijksgraaf van Isenburg-Büdingen, blijkbaar wegens groote verdiensten van zijn vader voor Mecklenburg. Hij werd vaandrig in het regiment ‘Waldeck’ in hollandsche soldij 26 Mrt. 1781, 1e luit. 1 Juli 1788, kapt. 3 Juli 1794, kap.-adjoint gener. staf 27 Juni 1797, maj.-adj. 27 Juni 1805, luit. kol.-adj. 1 Mrt. 1807, luit. kol., chef van het 2e bat. 7e reg. inf. 1 Dec. 1807, gepensionneerd 23 Juli 1808, werd chef-de-bureau aan het Ministerie van Oorlog, later aan het Ministerie van Financiën, Sept. 1808 tot Mrt. 1812; gedurende de fransche inlijving inspect.

< >