NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Roefs, joannes martinus

betekenis & definitie

ROEFS (Joannes Martinus), oud-oom van den vorige, geb. te Gemert 15 Nov. 1759, overl. te Xanten 10 Juni 1842, zoon van Paulus, linnenfabrikant en organist te Gemert. Hij stud. eerst aan de lat. school aldaar en voleindigde zijn studiën te Luik, waar hij 20 Dec. 1783 tot priester gewijd werd. Hij deed zijn eerste Mis te Gemert 28 Dec. d.a.v., bij welke gelegenheid Gemert luisterrijk feest vierde. Het volgende jaar werd hij kapelaan in de adellijke abdij van Vorst bij Brussel. Bij de komst der Franschen werden de religieuzen uitgedreven en Roefs vertrok met haar naar Würzburg, waar zij 9 maanden verblijf hielden en de abdis stierf. De overgebleven religieuzen begaven zich weder met den kapelaan naar haar oud verblijf, doch, werden andermaal uitgedreven. Roefs bekwam een kanunnikdij in de kapittelkerk van St. Victor te Xanten en werd er tevens aangesteld tot organist. Toen het kapittel door de Franschen gesupprimeerd werd, is hij naar Amsterdam vertrokken als huiskapelaan van den heer Cavelini. Niet lang daarna kwam deze te sterven en Roefs keerde naar Xanten terug, terwijl inmiddels een pensioen van rijkswege aan de vroegere kapittelheeren verleend was. Roefs bediende nu weder het orgel in den Dom en hield zich bezig met de beoefening der kunst, vooral van de muziek.

Hij was een zeer gezocht musicus, terwijl zijn huis als een museum was ingericht en aanzienlijke kunstschatten bevatte. In zijn tijd hadden de bekende opgravingen in den omtrek van Xanten plaats. 28 Dec. 1833 vierde hij onder zeer veel deelneming zijn gouden priesterfeest.

Een portret in pastel is in mijn bezit, terwijl twee andere berusten bij de familie Evrard-Ghesquière te St. Gilles.

Zie: de Godsdienstvriend 1842.

H.N. Ouwerling

< >