REYNVAAN (Mr. Joos Verschuere), geb. te Middelburg 11 Sept. 1739, overl. 2Mei1809,begr.teVlissingen5Mei,zoonvanJoos Verschuere Reynvaan (1702-1753), handelaar in staafijzer, en kassier en oppercommies der Staten van Walcheren en Apollonia Catharina van Panteghem, promoveerde te Harderwijk tot iuris utriusque doctor in 1765 op een proefschrift: De privilegiis studiosorum nec non scientiarum doctorum en vestigde zich als practiseerend advocaat te Middelburg.
In 1769 vertrok hij naar Vlissingen, waar hij een aanstelling had gekregen als stadsklokkenist en als stads-organist, ter bediening van het nieuwe orgel, daar gesteld in de Groote- of Sint Jacobskerk door Alb. van Os en door den dienstdoenden predikant Jan Jacob Brahe 25 Jan. 1769 ingewijd met een Kerkelyke redenvoering. Ruim 25 jaar oefende hij in Vlissingen de advocatuur uit. Patriotsche gevoelens zullen hem niet vreemd geweest zijn; immers enkele uitgevers, die zich met de exploitatie zijner geschriften belastten, hadden in hun fonds artikelen van bepaaldelijk patriotsche richting: I. de Jong te Amsterdam, mede-uitgever van de 12 eerste dln. van het Keezenvervolg op Wagenaar (1781), en Johannes Isaac Corbelijn te Vlissingen, wiens vader Thomas een vurig patriot was (Nagtglas, Levensber. v. Zeeuwen I, 136). Waarschijnlijk eerst na 1795 in de plaatselijke regeering van Vlissingen gekomen, noemt hij zich op den titel van zijn in Juli 1805 verschenen Zak-boekje schepen en raad, weesmeester, thesaurier, griffier ter thesaurie en bibliothecaris te Vlissingen, wat hij denkelijk wel niet tegelijkertijd geweest zal zijn. In 1803 documenteel schepen onder het collegie van wet, volgde 12 Jan. 1805 zijn benoeming tot oppercommissaris van het kaarsenmakers-gilde en 28 Juni 1806 zijn aanstelling tot lid van de plaatselijke schoolcommissie.
Tijdens zijn officie werd in 1770 in den toren van de Groote- of Sint Jacobskerk een nieuw klokken spel van A. van den Gheyn te Leuven geplaatst (C.P.I. Dommisse, De Westpoort te Vlissingen 1903, 67); zijn instructie als klokkenist is van 22 Mei 1773; van 1773 tot 1778 trad hij in deze bediening tot adsistent Hendrik Spernay, in Sept. 1826 overl. te Goes (Bouwst II, 165). Uitzijn huwelijk met zijn volle nicht Maria Johanna Reynvaan, geb. te Middelburg 17 Sept. 1749, overl. Febr. 1784, werden hem drie kinderen geboren, aan
wie hij in 1787 zijn Catechismus opdroeg: Maria Johanna Apolonia Reynvaan, die na het overlijden van haar vader met haar echtgenoot met den O.I. koopvaardij-kapitein Hammendal in Duinkerken ging wonen, Johanna Anthonetta Reynvaan enJoos Verschuere Reynvaan geb. 1777, overl. 1796. In 1781 was hij eigenaar van de geschriften (handschriften?) van den predikant Carolus Tuinman (overl. te Middelburg 5 Nov. 1728), door hem bij erfenis verkregen (Mengeldichten, in gezangen IV), wiens Keurstoffen in 1781 door hem werden uitgegeven. Zijn denkwijze kan gekend worden uit zijn aansluiting bij de vrij-metselaarsloge te Vlissingen L'astre de l'Orient, opgericht in 1792 (H. Maarschalk, Geschied, v.d. orde der vrijmetselaren in Nederland 64), waarvoor hij in 1799 een bundel Gezangen dichtte, in 1801 een aantal gezangen uit La lire maçonne (La Haye, R. van Laak 1763, 1766 (?), 1775, 1787) vertaalde en in handschrift samenstelde een Kanonnade op alle de rangen. Als musicus heeft hij behartigd de melodieën, die zouden behooren tot het nieuwe maçonnieke liederboek, waartoe Willem Holtrop het initiatief had genomen (Maarschalk t.a. p. 93); het Gezangboek voor vrijmetselaren in Oct. 1806 te Amsterdam verschenen bij J.S. van Esveldt Holtrop is echter zonder muzieknoten; de toezegging (p. VII), dat deze zouden volgen, is niet nagekomen, waaraan blijkbaar schuld is het kort daarop gevolgd overlijden van Reynvaan.
Zijn beteekenis ligt in zijn werkzaamheid op muzikaal gebied. In Vlissingen gaf hij academische colleges over de muziekwetenschap (Catechismus V). Leerling van den violist Gerzonius, van elders niet bekend en van den organist en klokkenist Benjamin Bouchard, beiden te Middelburg achtte hij zelf in 1795 (Kunstwoordenboek 614) zijn composities verwand aan die van de in Nederland levende musici P.J. van den Bosch, waarmede hij moet bedoelen den organist van de kathedraal van Antwerpen, overl. 1803, Egbertus van Eem, J.P.A. Fischer, Christian Ernst Graaf, Joh. A. Just, Christian Friedrich Ruppe en Jacob Tours; de juistheid hiervan blijve in het midden bij ontstentenis van het noodige documenteele materiaal.
Van der Straeten, die bekendheid had aan eenige zijner instrumentaal-composities, opgenomen in een handschriftje geschreven door J. van der Haeghen, organist te Laerne in Oost-Vlaanderen, stelt ze niet hoog (La musique aux Pays-Bas IV, 356). In de bibliografie hieronder zijn ze weggelaten, omdat het blijkbaar fragmenten uit zijn gedrukte muziekstukken in afschrift zijn. Tegenover de muziekwetenschap daarentegen is zijn verhouding geheel anders; zijn geschriften en met name zijn onvoltooid gebleven Kunstwoordenboek, zijn nog steeds boeken, waarmede rekening gehouden moet worden. De volgende lijst zijner geschriften is uit onderscheidene gegevens opgemaakt, waarbij valt op te merken, dat de titels gemerkt met een sterretje worden geciteerd, en dat zijn ongedateerde muziekstukken gechronologiseerd zijn tusschen 1765 en 1769, op grond van hetgeen gezegd wordt door Brahe, Kerkelijke redenvoering (Middelb. 1769) 42.
Bibliografie: * De privilegiis studiosorum nec non scientiarum doctorum (Harderovici 1765); *6 Klaviersonaten met viool Op. 1; * Concert voor het klavier met 3 violen en bas. Op. 2; * Concert voor het klavier, met2 violen of dwarsfluiten Op. 3; * Muziekstuk uitgevoerd bij gelegenheid van Vlissingen's tweede eeuwfeest (1722) (waarschijnlijk niet gedrukt); Mengeldichten, in gezangen op muziek
gebracht. Eerste stuksken (Vlissingen, A. Bruyn 1731 (1781). (De verzen zijn van zijn vrouw M.J. R(eynvaan), J. L(agendaal) en W. L(oghman); * Keurstoffen van Carolus Tuynman.
Meteen voorrede van D. Kimyzer(Vlissingen 1781); Catechismus dermuzijk (Amst. en Rott. J. de Jong en L.J. Burgvliet 1787; een titeluitgaaf van 1807 verscheen in dat jaar bij W. Brave te Amsterdam); De CL psalmen met de lofzangen, naar de nieuwste dicht-maat als bevallige ariaas, in den italiaanschen smaak, op nieuwsaamengesteld muzjkgebragt (Amst., Middelb. en Vlissingen, W. Brave, W.A.
Keel en de wed. J. Nortier (1789-1796) (Verschenen in afleveringen, met onderscheidene adressen; nederlandsche tekst volgens de berijming van 1773, en fransche tekst volgens de gewijzigde berijming van Genève (1695) 1 Aug. 1729 door de walsche kerken in gebruik genomen (vgl. F. Bovet, Histoire du psautier 173-175); Muzjkaalkonst-woordenboekbehelzende verklaaringen van, alsmede het gebruik en de kracht der konstwoorden, die in de muzjk voorkomen (Middelb. en Amst. W.A.
Keel en J. de Jongh 1789; gaat tot Exuperans; Hetzelfde werk Tweede deels eerste stuk (Amst. Middelb. en Vlissingen, W. Brave, W.A. Keel en J. Nortier 1790, gaat van F. tot Hystieus;* Beurt- en choorzang bij 's Heilands geboorte, door W.L (oghman) opmusicqgebragt(Amst., Middelb. en Vlissingen, W. Brave, P.
Gillissen en Zoon en J. Nortier 1790); Muzijkaal kunstwoordenboek, behelzende de verklaaringen, als mede het gebruik en de kracht der kunstwoorden, die in de muzjk voorkomen (Amst. W. Brave 1795; gaat tot Muzijkgedacht; vermeerderde herdruk der edities van 1789 en 1790; niet verder verschenen); Gezangen der vrije-metzeiaaren (Vlissingen, J.I. Corbelijn 1799). (Een tweede druk van 1808 (titeluitgaaf?) vermeld Bouwst II, 124); Gezangen vertaalt en gevolgt, uit en naar de lire maçonne (Vlissingen, J.I. Corbelijn 1801); Muzykaalzak-boekje, bevattende de hedendaagsche in het gebruik zynde muzykaale termen; alsmede die, welke bij het orgel voorkomen, ten einde dezelve met een opslag van het oog te leeren kennen (Vlissingen, J.I.
Corbelijn 1805; titeluitgaaf: Amst., J.H. van der Beek 1847); Kanonnade op alle de rangen en gelegent heden der blaauwe maçonnerije. hs. (autograaf?) tusschen 1792 en 1809 (Verz. J.W. Enschedé).
Zie: Forkel, Allg. Litteratur der Musik, reg.; Gerber, Lexikon der Tonkünster in voce; CaeciliaV (1848) 167; Bouwsteenen v. Noord-Ned. Muziekgesch. reg.; Gregoir, Schetsen; van der Straeten, La musique aux Pays-Bas IV (1878) reg.; Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen II (1893) 493 vlg.; Eitner, Quellen-Lexikon X (1904) 67.
Enschedé