NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Piepers, marinus

betekenis & definitie

PIEPERS (Marinus), geb. te Middelburg 19 Nov. 1771, gest te 's Gravenhage 24 Jan. 1861; zoon van Johannes Piepers en Leentje Lampert.Voor kunstschilder opgeleid en aanvankelijk in die richting werkzaam, toonde hij zich weldra ijverig patriot en werd 1795 secretaris eener commissie tot verzorging der fransche troepen te Middelburg, 1796 betaalmeester der fransche troepen in Zeeland. In 1797 representant in het gewestelijk bestuur werd hij na de invoering der grondwet van 1798 financieel administrateur van het dep. Zeeland. In 1799 lid der commissie voor de financiën te 's Gravenhage, werd hij 1800 hoofdcommies bij het dep. van oorlog aldaar, waarvan hij 1801-1803 secretaris was. In 1804 werd hij hoofd van het bureau tot betaling van het leger, 1806 raad van financiën, van ‘judicature’ over de middelen te water en te lande, rekenmeester der nassausche domeinen, enz. In Sept. 1806 werd hij secretaris-generaal van het dep. van oorlog onder koning Lodewijk, welke functie hij tot de inlijving bekleedde. Onder Napoleon werd hij 1811 betaalmeester voor het dep. der Monden van de Maas en belast met de liquidatie van het hollandsche ministerie van oorlog. Bij den opstand in Nov. 1813 stond hij reeds in de eerste dagen als ervaren administrateur zonder ambtstitel van Limburg Stirum ter zijde bij de legerorganisatie en werd dagelijks door den Prins zelven geraadpleegd. Hij bewees dezen belangrijke diensten, ook als bekwaam en ervaren raadgever der snel opeenvolgende hoofden der oorlogszaken, die aanvankelijk groote verwarring toonden, maar bood reeds 24 Dec. mismoedig en zwak van gezondheid zijn ontslag aan, dat wegens zijn onmisbaarheid niet dadelijk werd aangenomen. Ook het feit, dat hij een zoon had onder de in Frankrijk als gijzelaars bewaarde gardes d'honneur, heeft bij die aanvankelijke terughouding een rol gespeeld. 27 Dec. werd hij door den Souvereinen Vorst benoemd tot lid der Alg. Rekenkamer en in 1814 tot president daarvan. In het najaar van 1814 weder bij oorlog geplaatst, regelde hij de organisatie van het dep. van oorlog te Brussel, werd hij 17 Maart 1815 buitengewoon staatsraad en inspecteur-generaal van de legeradministratie, met den rang van generaalmajoor, later met den titel van intendant-generaal. Bij de moeilijkheden met den Prins van Oranje over de oorlogszaken verhief Willem I, na diens aftreden als leider van het departement, P. (Maart 1818) tot secretaris van staat voor oorlog en hoofd van dit departement, wat hij echter slechts tot in Oct. bleef. Tot staatsraad verheven, bewees hij vervolgens jaren lang belangrijke diensten, ook in allerlei commissiën, o.a. in de grondwetscommissie van 1831, welker werkzaamheid echter slechts op een rapport uitliep ten gevolge der tijdsomstandigheden. In 1841 werd hij lid der Eerste Kamer, wat hij tot 1848 bleef. Hij was Mei 1792 gehuwd met Gerarda Udemans.

Vgl. over hem: M.C. Piepers in Navorscher LXI (1912), 557; LXII (1913), 289 en 401 vlg.; Nagtglas, Levensb. vanZeeuwen II, 390.

Blok

< >