MERULA (Paullus), zoon van Willem (1), die volgt, geb. te Dordrecht 19 Aug. 1558, overl. te Rostock 20 Juli 1607. Hij bezocht de groote school te Dordrecht onder het rectoraat van Joost Schraets en de school te Delft onder IJsbrand Revius, werd 28 Aug. 1578 te Leiden als student ingeschreven en bezocht verschillende hoogescholen in het buitenland, gedeeltelijk in zijn onderhoud voorziend als paedagoog en corrector.
Te Parijs nam hij zijn intrek bij Ludovicus Carrio, die zich eene slechte reputatie heeft verworven als letterdief en die Merula verschillende manuscripten ontroofde, in het bijzonder eene zorgvuldig voorbereide Vegetius -uitgave. Te Orleans, Bourges, waar hij Cujacius' colleges volgde en waar hij waarschijnlijk ook promoveerde, Genève, Basel en Straatsburg beoefende Merula voornamelijk de rechtswetenschap. In Frankrijk noemt hij zich, uit vrees voor overlast wegens zijne geloofsovertuiging en wegens de bekendheid van zijn oudoom, den martelaar Angelus, niet Merula maar Gulielmus MismetiusofPaul Guillaume.In 1587 werd hij ingeschreven als advocaat voor het Hof van Holland en in de dan volgende jaren bewerkte hij zijn veel gebruikt handboek voor het civiel recht: Manier van procederen in de Provintiën van Holland, Zeeland ende West- Vriesland, belangende civiele zaaken enz. (Leiden 1592, 's Grav. 1619,1631,1681, Delft 1705, vermeerderde uitg. Leiden 1741 en 1784). Na het vertrek van Justus Lipsius uit Leiden nam hij tijdelijk diens colleges waar en 8 Febr. 1592 werd hij benoemd tot buitengewoon, 15 Nov. 1593 tot gewoon hoogleeraar in de geschiedenis. De ‘opvolger’ van Lipsius was hij niet, dat werd Scaliger (Res. Curatt. 8 Aug. 1592). Na dien tijd legde hij zich voornamelijk op geschiedenis toe en verzamelde hij duizenden stukken voor eene Historia Belgica, die den oorlog met Spanje zou behandelen.
De Staten-Generaal benoemden hem 21 Dec. 1598 tot hun historieschrijver; twee deelen van Merula's geschiedwerk zijn door hem aangeboden, maar zijn op onnaspeurlijke wijze uit het archief der Staten verdwenen. Evenmin uitgegeven zijn de twee deelen van eene geldersche geschiedenis, die Merula als geschiedschrijver van Gelderland, tot welk ambt hij 20 Mrt. 1597 benoemd werd, voor de pers gereed had gemaakt. Het is echter gebleken, dat Joh. Is. Pontanus voor zijne Historia
Gelriae Merula's handschrift geheel tot grondslag heeft genomen, zonder dit mede te deelen, terwijl hij bovendien
het grootste nut heeft gehad van de talrijke stukken, voor het geheele werk door Merula bijeengebracht. Diens beschrijving van Nijmegen wordt door Pontanus woordelijk ingelascht in zijn eerste deel, met vermelding van den auteur (zie I kol. 1417).
Behalve classicus, jurist en historicus was Merula nog beoefenaar van andere wetenschappen, zooals van de geographie, die in zijn tijd in eere kwam; zijn Cosmographiae generalis libri tres, item Geographiae particularis libri quatuor etc. (Amst. 1605,1621 en 1636) is het eerste werk van beteekenis, dat in de noordelijke Nederlanden op dit gebied verscheen. Eene bijdrage tot de germaansche philologie was zijne uitgave: Willerami Abbatis in Canticum Canticorum paraphrasis genuina, prior rythmis Latinis, altera veteri lingua Francica; addita explicatio lingua Belgica etnotae quibus veterum vocum Francicarum ratio redditur (Lugd. Bat. 1595) (de Maatschappij der Ned. Letterk. bezit een exemplaar met aanteekeningen van van der Wilp), welk werk trouwens in hoofdzaak geschreven is door Merula's vriend Pancratius Castricomius.
Ten onrechte is Merula beschuldigd van letterkundige vervalschingen in zijne Ennius -uitgave (Ennii Annalium, quae apud varios auctores supersuntfragmenta, Lugd. Bat. 1595), waarin hij fragmenten zou gevoegd hebben, die door hem zelf verzonnen waren. Evenmin gegrond bleek de twijfel aan Merula's betrouwbaarheid ten opzichte van enkele afwijkende voorstellingen in zijne uitgave: Vita Erasmi, ex ipsius manu fideliterrepraesentata etc. (Lugd. Bat. 1607), alsmede in de bekende Historia tragica, de beschrijving van het martelaarschap van Angelus Merula. (Onder dezen titel wordt het werkje dikwijls aangehaald. De eigenlijke titel is Fidelis et succincta commemoratio rerum adversus Angelum Merulam tragice gestarum ab Inquisitoribus, auct. P.
Merula (L. Bat. 1604) In plaats van gewantrouwd te worden, werd Merula door al zijne tijdgenooten geacht, zijne werkkracht wordt eenstemmig geroemd, hetgeen in overeenstemming is met het groot aantal door hem uitgegeven werken, terwijl bij zijn dood nog verschillende handschriften aangetroffen werden, die ten deele later het licht zagen. Denkt men daarbij aan het vele, dat verloren is geraakt, dan moet Merula wel aanhoudend gewerkt hebben, te meer daar hij in zijn laatste jaren herhaaldelijk door ernstige ziekteaanvallen werd geteisterd. Sedert 1597 nam hij ook nog het ambt van bibliothecaris der universiteitwaar; een Rariorum Biblioth. Acad. Lugdun.
Catalogus, in 1607 door hem vervaardigd, is uitgegeven in den catal. der leidsche bibl.: Codices Bibliothecae publicae latini (1912) p.v. sqq. In 1603 was hij rector magnificus. Hij was in 1589 gehuwd met Judith, dochter van Bartholomaeus Buys Gryphius (I kol. 524), die hem verschillende kinderen schonk, van welke de meesten jong gestorven zijn. Alleen zijn zoon Willem (2) maakte eenigen naam.
Merula's portret is te vinden in de Alm. Acad., inMeursius' Athenae Batavae en vóór Merula's Tijdt- Thresoor, ofte kort ende bondich verhael van den standt derKercken ende de wereltlicke regierungen..., voltrocken ende vervolghtby synen soon Gulielmum Merulam (Leiden 1614, 1627, 1639). Ook heeft J. Matham het in 1602 gegraveerd. Uit den Tijdt-Thresoor is het overgenomen in mijn proefschrift: Paullus Merula 1558-1607 (Zutphen 1901). Hierin worden Merula's werken behandeld. Een inventaris van
zijne gedrukte en ongedrukte geschriften is uitgegeven in Kron. v.h. Hist. Gen. VIII, 304-324. Zie verder nog: Bijdr. en Med. GelreVII, XVIII en XII, 313-380; Nijhoffs Bijdr.3e R.
X, 205vlg.;4e R. 1,101-137; Museum 1901,54 vlg., Wapenheraut 1902, 286-288; P.C. Molhuysen, Geschiedenis der Univ.-Bibliotheek te Leiden (1905) 15; H. Bli nk, Aardrijkskunde aan de Univ. te Leiden in Vragen v.d. Dag XVI (1901) 2 (niet geheel juist); Fruin, Verspr. Geschriften reg.
Haak