HORTENSIUS (Lambertus), geb. te Montfoort in 1500 of 1501, gest. te Naarden tusschen April en October 1574, genoot zijn opleiding te Utrecht en daarna te Leuven, waar hij aan het collegium trilingue studeerde onder Rescius, Goclenius, Vives, Campenus en Paludanus. In 1527 was hij weer terug te Utrecht, waar hij aan de Hieronymusschool als praeceptor in de geschiedenis optrad en in denzelfden tijd tot priester werd gewijd; dat belette hem echter niet bij een focaria twee zonen te verwekken.
Te Utrecht verkeerde hij in een kring van geleerde geestelijken. In 1534 ging hij naar Deventer; hoe lang hij daar gebleven is, is onbekend. In 1544 nam hij echter de benoeming tot rector der latijnsche school te Naarden aan; eerst hier schijnt hij voldoenden tijd te hebben gevonden om zich geheel aan historische studiën te wijden. Ook werd de school onder zijn leiding beroemd; velen kwamen er hun vorming zoeken. In Dec. 1572 werd hij bij den moord van Naarden nauwelijks door een vroegeren leerling gered. Hij week naar Utrecht, maar keerde, waarschijnlijk in 1573, naar Naarden terug. Zijn zoon Augustinus kwam bij den moord van Naarden om; de andere, Hieronymus, was in 1584 predikant in den Haag en werd toen in verband met kerkelijke twisten naar Wassenaar verplaatst.Hortensius' historische werken werden geopend met Secessionum civilium Ultrajectinarum, etbellorum ab anno 1524 usque ad Translationem Episcopatus ad Burgundos, Libri septem (Bazel, Oporinus 1546, Fol.; herdr. achter Buchelius' uitgave van Beka enHeda, Utr. 1643, Fol.; ned. vert. van A. Strick, 's Grav.
1625, 4o). Hij beschrijft daarin met een inleiding de utrechtsche geschiedenis van April 1524 tot November 1528 in zeven boeken, dus de regeering
van den laatsten bisschop Hendrik van Beieren en diens afstand der temporaliteit aan Karel V. Als humanist schreef Hortensius de geschiedenis naar het voorbeeld der Oudheid, dus pragmatisch en tevens artistiek; hij wil de gebeurtenissen niet alleen beschrijven, maar ook verklaren, doch zoo, dat er leering uit valt te trekken. Hij schrijft een klaren stijl in het latijn der humanisten; zijn karakteristiek der handelende personen is in den regel scherp en juist. In het algemeen is hij zeer volledig, ook in de beschrijving van minder gewichtige gebeurtenissen. Naar den eisch des tijds legt hij de hoofdpersonen op daarvoor geschikte momenten redevoeringen in den mond. Afgezien daarvan valt de compositie van zijn werk te roemen; daarbij heeft Hortensius groot plastisch talent.
De historische beteekenis van zijn werk is zeer groot; hij was ooggetuige van vele gebeurtenissen, die hij beschrijft; over andere kreeg hij tal van mondelinge mededeelingen; bovendien heeft hij zeer veel origineele stukken kunnen gebruiken; zoo had hij toegang tot het archief van het Domkapittel; vooral uit Amersfoort kreeg hij vele en goede berichten; vele dezer documenten kennen wij alleen uit Hortensius. In het algemeen is hij betrouwbaar en onpartijdig.
Naast zijn hoofdwerk hebben ook zijn andere werken waarde. Op de Secessiones volgde zijn Tumultuum anabaptisticarum liberunus (Bazel, Oporinus 1548,4o.; herh. herdrukt; ned. vert.: Enkhu i zen 1624, Fol.; Hoorn 1624, Fol.; Amst. 1660, 8o.; i b i d.
1694, 8o.), een gewichtige bron voorde geschiedenis derwederdoopers, hoewel de schrijver hun zeer vijandig gestemd is. Van veel grooter omvang was Hortensius'
De bello Germanico libriseptem (Bazel, waarsch. Oporinus, 1560,4o.; herh. herdr.), de geschiedenis van den schmalkaldischen oorlog, eveneens van beteekenis, omdat, gelijk de schrijver op het titelblad met trots vermeldt, er veel in voorkomt, dat bij Sleidanus en andere geschiedschrijvers niet staat. Zijn laatste geschiedwerk was De origine etinteritu oppidi Nerdae liber, door hem geschreven na het bloedbad van December 1572 (Uitg. door Peerlkam p, Werken v.h. Hist. Gen. N.S.
V, Utr. 1866; met vert. en aant.; achter deze kroniek is nog gedr. de Chorographia Goiolandiae, een dichterlijke beschrijving van Gooiland). Ook had Hortensius naam als dichter: zijn Satyrae VIII... Ejusdem epithalamiorum liber(Ultraj., Harm. Borculous 1552) zijn als navolgingen van Horatius, toegepast op zijn eigen tijd, niet onverdienstelijk. In de univ. bibl. te Utrecht berust een exemplaar van dezen druk, waaraan nog vier gedrukte, en een groot aantal ongedrukte satiren, naar Hortensius' autograaf afgeschreven door H.A. van der Linden, zijn toegevoegd. Eindelijk had hij naam als klassiek geleerde.
Hij vertaalde vier blijspelen van Aristophanes in het latijn en gaf ze met aanteekeningen uit (Utr., Borculo 1551-1561). Een arbeid van niet minder beteekenis waren zijn Enarrationes in sex priores libros Aeneidos Virgilianae. Hic accesserunt illustres annotationes in sex ejusdem Poetae posteriores libros (Bazel, Oporinus 1559, Fol.), evenals zijn M.Annaei Lucani Cordubensis ... Pharsalia libri X cum Lamberti Hortensii.. explanationibus eruditissimis etc. (Bazel, Petri 1578, Fol.), later door Oudendorp veelvuldig gebruikt.
Zijn portret bestaat in een fraaie anonieme gravure.
Zie: Mees, Lambertus Hortensius van Montfoortals geschiedschrijverin Nieuwe Verh. v.h.
Prov. Utr. Gen. XI (Utr. 1838); Peerlkamp, Hortensius over de opkomst en den ondergang van Naarden in Werken v.h. Hist. Gen. N.S.V. (Utr. 1866).
Brugmans