NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Fischer, jacobus joostz. of joosten

betekenis & definitie

FISCHER (Jacobus Joostz . of Joosten), van Haarlem, Harlemius, priester en kapelaan te Amsterdam, bezat een beneficie aan het H. kruisaltaar te Haarlem in de Sint Baafskerk, omstreeks 1575. Hij moest om de vervolging der priesters omstreeks 1581 uit de stad vluchten en vond een gastvrij onderkomen in de Cisterciënser-abdij Hemmenrode bij Trier . De abt Joannes Roderus verleende hem niet alleen gedurende vele jaren op de vrijgevigste wijze een onderdak, maar bezorgde hem zelfs het noodige om den doctorsgraad in de theologie te behalen . Uit dankbaarheid droeg Fischer de uitgave van het werk van den beroemden Cesarius van Heisterbach, Illustrium Miraculorum et Historiarum Memorabilium LibriXII, aan den abt van Hemmenrode op, 26 Oct . 1590.

< >