NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Elberts, willem antonie

betekenis & definitie

ELBERTS (Willem Antonie), geb. te Deventer 5 September 1820, zoon van Alexander E., overl. te Zwolle 2 Jan. 1903. Na voorbereidend onderwijs te hebben genoten, behaalde hij in Sept. 1838 de akte van hulponderwijzer van den derden rang, daarna die voor Fransch, Hoogduitsch en Engelsch. In 1839 werd hij onderwijzer te Deventer; in 1842 verwierf hij de hoofdakte. In Jan. 1843 werd hij secondant in Nederlandsch, Fransch en geschiedenis aan het paedagogium van dr. J.J. de Gelder te Leiden. In 1850 stichtte hij zelf een M.U.L.O. school aldaar; in Aug. 1857 werd hij hoofd van een kostschool te Zwolle, die onder zijn bestuur tot vernieuwden bloei kwam. Met de in werking treding der wet op het middelbaar onderwijs werd deze school omgezet in een R.H.B.S.; Elberts werd leeraar in de geschiedenis. Tot 1895 heeft hij dat ambt met groote toewijding waargenomen. Van

zijn vele werken, meest schoolboeken, mogen worden genoemd: Geschiedenis des Vaderlands voor Gymnasiën en Instituten (Dev. 1847; 7e dr. 1880); Algemeene Geschiedenis (Schiedam, 1852; 9e dr. 1885); Biographisch Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandsche Letterkunde (Dev. 1878; met Hubertsenvan den Branden); Historische wandelingen in en om Zwolle (Zwolle, 1891). Elberts was gehuwd met mej. E. van Egmond. Zie:de Witt Huberts in Levensb. Lett. 1902/1903, 199 vlg.

Brugmans

< >