NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Duyschot, johannes

betekenis & definitie

DUYSCHOT (Johannes), geb. te Amsterdam in 1646, overl. c. 1722, zoon van den volg., was orgelmaker te Amsterdam, eerst sedert c. 1680 te samen met zijn vader, sinds 1686 alleen, toen hij een herstelling uitvoerde aan het orgel in de Bovenkerk te Kampen (Buil. v.d. Oudheidk.

BondVIII (1907) 90). Zijn orgels zijn: 1688 vergrooting Zuiderkerk te Enkhuizen (Het Orgel 1 Mei 1890); 9 October 1694 overeenkomst onderhoud Oude- en Nieuwe kerkte Delft (t.a.p. 1 Sept. 1888); 1696 Walsche kerk te Delft (Hess, Disposten 21,35); 1700-1702 nieuwbouw Nieuwe kerkte 's Gravenhage (Hess, t.a. p. 35, Kunstbode 1881,210); 1703-1705 herstellingen kleine en groote orgel Sint Laurens, en kapel te Alkmaar (Havinga, Oorspronkenvoortgang (1727), 111, 125, 131, 170); 1712 nieuwbouw herv.-Kerk te Zaandam (Hess t.a. p. 79); 1722 nieuwbouw Begijnhof te Delft (Hess t.a.p. verv. 8).Enschedé

< >