NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Dibbets, johannes

betekenis & definitie

DIBBETS (Johannes), ofDebetius,Debetzius,De Betius, ookDi bbets ab Hervelt en Dibbecius alias Herfeld, een van de zeven kinderen van den voorg. en Catharina Brandts, werd geboren in 1567. Echter zeker wel niet - als veelal opgegeven wordt - te Doesburg; de schijnbaar daarop wijzende aanduiding kan wel niet anders beteekenen dan dat ten tijde zijner studiën zijn vader te Doesburg woonde, wat ook zeker sedert 1593, vermoedelijk echter reeds sedert 1587 het geval is geweest. Eerst studeerde Johannes te Leiden, waar hij ingeschreven werd op 11 Dec. 1581, als Johannes Dibbets ab Hervelt. Vervolgens vinden we hem als student te Heidelberg, waar hij sub 28 Dec. 1587 Joannes Dibbetz Duisburgensis wordt genoemd. Daar kort te voren, n.l. 17 Oct. van dat jaar, de kerkeraad der inheemsche gemeente van Keulen het besluit nam hem een bedrag van 10 daalder te doen ter hand stellen, ligt de veronderstelling voor de hand, dat deze gedeeltelijk zijn studiekosten heeft gedragen; wat dan weer zou kunnen wijzen op het feit, dat hij te Keulen geboren is. Inderdaad heeft zijn vader ook in 't jaar 1567 zeer vermoedelijk een tijd in die stad gewoond. Na Heidelberg heeft Johannes ook nog Herborn bezocht, zijn inschrijving daar luidt: 1588 Joh. Dibbecius (alias Herfeld) Dosburg. Met attestatie van Leiden kwam hij 23 Aug. 1593 - hij was toen nog ongehuwd, later huwde hij met Francina ten Dans - naar de nederduitsche vluchtelingenkerk te Keulen. Mogelijk is hij daar toen dadelijk predikant geworden. In 1596 was hij 't in allen gevalle, althans hij wordt dan catechistes genoemd. 23 Apr. van dat jaar werd hij in de classe Dordrecht praeparatoir geëxamineerd, ten overstaan van Corputius en Swerinckhusius. Na een jaar te Ridderkerk te hebben gestaan, werd hij 14 Nov. 1597 predikant te Dordrecht, wat hij tot zijn dood, 3 Dec. 1626 is geweest. Dibbets was een ijverig contra-remonstrant, een geleerd en geacht man. Tot tweemaal toe werd hij uitgenoodigd om een tijdlang zijn hulp te verleenen aan de kerk van Utrecht. In 1618 heeft hij die uitnoodiging aangenomen en als afgevaardigde van Utrecht dan ook de Synode van Dordrecht bijgewoond, voor welke hij later ook nog toezicht heeft uitgeoefend op de samenstelling harer Acta contracta. In 1615 woonde hij te Rotterdam de onderhandelingen bij tusschen den magistraat en eenige misnoegde contra-remonstrantsche burgers. In 1619 bracht Leiden een beroep op hem uit, doch vergeefs. Zijn devies, een anagram van zijn naam, luidde: ‘Deus in nobis, is beat’. Zijn album amicorum bevindt zich in 't Britsch Museum. Hij heeft vier kinderen gehad, n.l. 1o. Johan, 20 Oct. 1629 als jurist ingeschreven te Leiden, kapitein in dienst van den Lande, commandeur op Fernambucque, in ambassade naar Rusland, zonder kinderen overleden; 2o. Franciscus,8Mei1628 ingeschreven te Leiden, gehuwd geweest met Adriana van Gezel Cornelisdr. (de middelste dochter van den bekenden rotterdamschen predikantCornelis Geselius en van Johanna van Scharlaken) en achtereenvolgens predikant te St. Antoniepolder (1630-1635), bij de engelsche gemeente te Dordrecht en de nederlandsche te Arnhem, waar hij zonder mannelijke afstammelingen na te laten is overleden; 3o. Adam, 6 Apr. 1639 ingeschreven te Leiden, med. doctor en van 1648 tot zijn dood, 13 Apr. 1650, raad der stad Dordrecht, wiens dochter Catharina gehuwd is geweest met Johan (3) Becius (I kol. 269); 4o. Hendrik, achtereenvolgens predikant te St. Antoniepolder (1627-1630), Brielle (1630-1633) en Dordrecht (1633 tot zijn dood in 1673) geweest. Ten onrechte beweert Schotel, dat niet deze Hendrik, maar Johannes aanwezig is geweest op de kerkvergadering te 's Hertogenbosch, waarop een plan werd gemaakt voor de reformatie van de Meierij. Die vergadering werd dan trouwens ook niet in 1618, maar in 1648 gehouden.

Er bestaat van hem een portret door H.D. Tieer, 1634.

Zie: G.D.J. Schotel, Kerkelijküordrecht I (Utr. 1841) 251 v.v.; P.J. Wyminga, Festus Hommius (Leiden 1899) register in voce; Reitsma en van Veen, Acta III, register in voce; KerkhistorischArchief 1831, 660; 1838, 485; 1859, 467; 1909, 132, 134; H.G. Kleyn, Bijzonderheden uit de Nederlandsche kerkgeschiedenis no. 5 in Kerkelijke Courant 1895 no. 48; W.P.C. Knuttel, Acta van Zuid-Holland I ('s Grav. 1908) register in voce; H.Brugmans, Verslag van een onderzoek naar archivalia in Engeland ('s Grav. 1895) 364; P Scheltus, Kerkelijk Placaatboek II ('s Grav. 1735) 134; Archiv der Evangelischen Gemeinde te Keulen; B.a. 4: Namen der personen die lidtmaeten zijn der gereformeerde Nederl. gemeinte binnen Cuelen; Nieuw kerkelijk Handboek, 1889 Suppl. 48; W. Geesink, Calvinisten in Holland (Rotterdam 1887) 184.

van Schelven

< >