DEEN (Izaak van), geb. 24 Mrt. 1805 te Burg-Steinfurt (Westfalen), overl. 1 Nov. 1869 te-Groningen, zoon van deensche ouders, den uit Kopenhagen afkomstigen en later als opperrabbijn te Groningen beroepen schriftgeleerde Abraham Tiktin Isaaksen en Charlotte David. Hij was gehuwd met Auguste Melchior uit Kopenhagen. Hij bezocht hetgroningsche gymnasium, werd op 15-j. leeftijd naar Kopenhagen gezonden, was daar nogal eens ongesteld en verwierf, na 1824 als student te zijn aangekomen, 1831 het deensche doktersdiploma. Hij genoot te K. onderwijs van eerste krachten, als Oerstedt en Eschricht, wat ongetwijfeld van invloed was op zijn latere richting, kreeg vervolgens een plaats aan het ziekenhuis te Hamburg, en studeerde daarna te Leiden, waar hij omging met J.v.d. Hoeven, Temminck, Schlegel. Na bevoegdheid tot uitoefenen van praktijk hier te lande te hebben gekregen, hielp hij bij de cholera-epidemie te Dalfsen en te Roelofarendsveen, en promoveerde in hetzelfde jaar 1834 te Leiden op een diss De differentia et nexu inter nervos vitae animalis et vitae organicae. Het proefschr. trok zeer de aandacht. W. Vrolik zegt er van (T. voor Nat. Gesch. en Phys. I): ‘Het naar m.i. de opmerkzaamheid van elken physioloog overwaardig is. Wat de bewerking betreft onderscheidt het zich door logische orde.... en straalt er een diepe kennis v.d. anat. des zenuwstelsels in door.’ Dat jaar nog vestigde hij zich te Zwolle. Het is merkwaardig, wat deze zwolsche praktikus heeft voortgebracht. Het was of hij wilde toonen dat, al ontging hem al dien tijd (1834-52) de begeerde en dikwijls beloofde akademische werkkring hij ook zonder dezen wetenschappelijk kon arbeiden. Hij correspondeerde met een du Bois Reymond, Joh. Müller, Henle, verkeerde met Moleschott, Donders en Heye. Donders, jong offic. van gez., reisde naar Zwolle om v.D.'s handige proeven op het ruggemerg van kikkers te bewonderen; met Heye was hij lid der ‘Staatscommissie tot herziening der geneeskundige Staatsregeling’. In zijn woonplaats werd hij weldra ijverig secretaris der Provinc. geneesk. commissie.
Hij deed aan politiek en was als zoodanig zeer bevriend met Thorbecke, met wien hij vrij regelmatig correspondeerde. Hoe hij in het buitenland bekend was, schetst Moleschott ons. Bisschoff noemde hem v. Deen ‘als uitmuntend physioloog en als den drager dezer wetenschap in de Nederlanden.’
In aansluiting aan zijn diss. verschenen talrijke verhandelingen over het zenuwstelsel, het eerst in het T.v. Natuur!. Gesch. en Physiol. van v.d. Hoeven, b.v. Over de zijdelingsche takken der zwevende zenuw v.d. Proteus (1,1834); Over de voorste en achterste strengen in het ruggemerg (V); Aant over de zenuwvlechten (V); Over de gevoelszenuwen (VI) enz.; Nieuwe proeven o.h. ruggemerg (XI, 1849). Afzonderlijk verschenen op dit gebied: Nieuwe Bijdragen t.d. Physiol. d. zenuwen (Leiden 1838); Nadere ontdekkingen o.d. Eigenschappen v.h. ruggemerg (Leiden 1839); Traités et Découvetes sur la Physiol. de la Moëlle Epin (Leiden 1841).
Zijne proeven trokken algemeen de aandacht. Benedikt Stilling bestrijdt hem in een boek: Unters, ü.d. Funktionen des Rückenmarks und derNerven mit speciellerBeziehunga.d. Abhandl. I.v. Deen'sz. Physiol. des Rückenmarks (Leipz. 1842) en omgekeerd bestreed v.D. meermalen Stilling o.a. in Heye's Archief v. Gen. II, 1842. Naast al dien arbeid vond hij weldra tijd geheel zelfstandig een degelijk tijdschrift uit te geven: Nieuw Archief voor Binnen- en Butenlandsche Geneeskunde in haren geheelen omvang (Zwolle, 1846 t/m. 1850). Hier blijkt weer, dat hij naast zijn experimenteele studies over het zenuwstelsel ook zuiver anatomische verhandelingen schrijft. Reeds in 1838 verscheen: Anatomische Beschreibung eines Monströsen sechsfüssigen Wasserfrosches (Leiden). Nu vinden we o.a. verhandelingen over den uterus mascul., later verscheen (1848) Bijdrage totde ontwikkeling der geslachtsd. v d. Mensch en de Zoogdieren, en ook in den eersten jaargang van het Ned. Tijdschr. voor Gen. is een verhandeling over dergelijke onderwerpen van zijne hand.
Als herinnering aan de eerste schreden in de praktijk verscheen: Bijdrage tot de leer en de behandeling derAziatische cholera (Zwolle 1848).
Naast zijn Nieuw Archief gaf hij met Do nders en Moleschott uit de bekende Holländ. Beiträgezu denAnatomischen u. Physiol. Wissensch. (Dusseldorf u. Utrecht) die een kort bestaan hadden.
In 1851 kwam het Professoraat, te Groningen, en hield hij een inaugureele rede: Over den omvang der physiologische wetenschap en over de waarneming als het middel om haar te beoefenen; 1857 werd hij ordinarius. 1861 hield hij een rectorale oratie: Over de werking der natuurkrachten in het dierlijk organisme in het algemeen en over den invloed der electrische kracht op de stofwisseling in het bijzonder.
Volijverig docent, kreeg hij te Groningen een goed ingericht physiologisch laboratorium, een der eerste van Europa en leverde hij talrijke bijdragen o . a . in het Ned. Tijdschr. voor Geneesk en in het Archivf.d. Holl. Betrage z. Naturu. Heilkunde (Donders u . Berlin) . Datv . D . een laboratorium kreeg, zullen ook zijn huisgenooten met vreugde begroet hebben, want te Zwolle ontsnapten de kikkers, die hij op reis, zooals Moleschott het ons beschrijft, in een effectentrommel borg, wel eens uit de studeerkamer Van D . 's naam is bij het tegenwoordige medische geslacht vooral bekend door zijn reactie . De ‘reactie van van Deen,’ later door anderen wat gewijzigd, komt het eerst voor in Ned. T. v. Geneesk 1861,625; Voorstel om tinctura guajaci en een ozondrager te bezigen ten einde zeer kleine hoeveelheden bloed vooral bij medico-forensische gevallen te herkennen (zie ook Arch. f.d . Holl. Beitr. z.N.u.H. III).
Van D. bewoog zich in zijn lateren groningschen tijd veel op het gebied der physiologische chemie, al was het centraal zenuwstelsel nog niet geheel vergeten, gelijk blijkt uit zijn verhandeling over de gevoelloosheid van het cerebro-spinaal centrum voor electriciteit (1860), maar meer trokken zijn aandacht onderwerpen als die betreffende de vorming van suiker en van ureum in het dierlijke lichaam. Hij werd als professor te Groningen genaturaliseerd.
Zie: Dansk biogr. Lex. IV, 225; Smith & Bladt, Danske Laegestand. 4e Udg.; Ned. Tijdschr. v. Gen., register. 1857-1906; Jonckbloet, Gedenkboek der Hoogeschool te Groningen; J. Moleschott, Für meine Freunde; Catal. of the Libraryofthe Surgeon-GeneralOffice U.S. army; nagelaten brieven aan v. Deen, onuitgegeven, in het bezit van ondergeteekende.
C.H. van Herwerden