CLAUS VAN LAAR (Joan Wilhem), c. 1693 geb. te Amsterdam (?), wellicht zoon van den boekhandelaar Jacob Claus in welk geval de Kwaker Jan Claus zijn oom was. Zeker is dat hij tot Kwakers-kringen in nauwe betrekking gestaan heeft. De man heeft een veelbewogen leven gehad en stond bij den tijdgenoot niet gunstig bekend. Als publicist heeft hij zich omstreeks het midden der achttiende eeuw druk geweerd. Van zijne lotgevallen vernemen wij een en ander van zijne tegenstanders. Daaruit blijkt. dat hij eerst te Hoorn bezig is geweest als actiehandelaar. Daar zou hij leelijk bankroet geslagen hebben, ten gevolge waarvan hij te Amsterdam in de gijzeling kwam. Zijn schuldeischers zouden met 1% zijn afgescheept. In 1724 woonde Claus
te Middelburg, waar hij eigenaar eener brouwerij werd. In deze plaats werd hij in hetzelfde jaar lidmaat der Hervormde gemeente. Vóór dien tijd moet hij tot de Kwakers behoord hebben. Later wordt hij ouderling der engelsche kerk genoemd, terwijl weer een ander bericht hem een ijverig Hernhutter noemt. Claus schijnt een jaar of tien te Middelburg gewoond te hebben; het heet. dat hij die stad wegens minder eervolle redenen heeft moeten verlaten en dat hij toen te Amsterdam neergestreken is. Hij leefde ervan letterkundigen arbeid, maar schreef weinig onder eigen naam. Meestal bediende hij zich van een schuilnaam. Zoo schreef hij onder den naam A.F.C. Lonius tusschen 1737 en 1740 een drietal werkjes, welke heel wat gegevens bevatten voor de kennis van personen en gebeurtenissen uit die dagen n.l. Den bedriegerbedroogen ofden gevangen Smous.... In zes t'samenspraaken, 4e druk (Amst. 1737,8o.); Den gestraften bedrieger, ofden Smous in het Rasphuys. Zynde een Vervolg van den BedriegerBedroogen. Tweede druk. (Amst. 1737 in 8o.); Den bedriegergestorven ofdoode Smous. Zijnde een vervolg van de bedriegerbedrogen. (Amst. 1740 in 8o.) Andere schuilnamen waarvan Cl. van Laar zich bediende waren Joannes Guilielmus InformatorenDirk van Avenhorn. Het eenige wat hij onder eigen naam schreef is PieterBakker ontmaskerd. Behelzende eene verdeediging der handelingen van den Amsterdamschen Kerkenraad, gehouden metPieter Bakker enz. (Amst. I. Graal, 1746 in 4o.) Bakker was een kousenkooper op de Nieuwmarkt te Amsterdam en dilettant-theoloog, die het met den kerkenraad aan den stok gehad heeft. Wat hij in zijn polemiek met Claus van Laar over dezen mededeelt, is allesbehalve vleiend. Curieus is dat bij deze polemiek gevoegd zijn twee portretten van Claus van Laar of liever twee staten van hetzelfde portret zonder naam van graveur (Muller nr. 3059, v. Som eren II, 388). Het eigenaardige nu is dat dit is een gewijzigd portret van den dichter W.v. Haren, maar niet een oorspronkelijk portret van Claus.
Blijkt hieruit, dat Claus niet afkeerig was zich in kerkelijke geschillen te mengen, hij toonde dat ook door een woord mede te spreken in de bekende geschiedenis van den doopsgezinden predikant J. Stinstra, n.l. door onder het pseudoniem Dirk van Avenhorn in het licht te geven De onderlinge Christelijke verdraagzaamheit gezogtin de Christelijke kerke, maar niet gevonden (Haerlem 1743 in 4o.). Intusschen moet hij in vrij berooiden toestand gekomen zijn, zoodat zijne familie begreep hem naar Curagao te zenden. Claus had blijkbaar niet veel lust in de reis, want de nu vijftigjarige man ontsnapte uit Texel. Het heet, dat hij te Amsterdam in een bordeel teruggevonden werd, waarop zijn schoonzoon Levinus van Hoolen hem weer naar Texel bracht en daar bleef, tot het schip uitgezeild was. Na korten tijd was Claus van Laar al weer terug; men beweert, dat hij als onbekwaam door den gouverneur van Curagao zou zijn teruggezonden. In 1749 woonde hij te Haarlem, waar hij werkzaam heet ‘als schrijver van maandelijke boekjes.’ Ik meen, dat hij ook redacteur of medewerker van de Haarlemsche Courant was, wat ook hieruit zou kunnen blijken, dat bij zijne gevangenneming er ook bij Enschedé een huiszoeking plaats gehad heeft. Claus is in 1749 in Haarlem in arrest gesteld en gevankelijk naar den Haag gevoerd, maar na eenigen tijd weer ontslagen; in 1750 was hij weer op vrije voeten. Van zijn verdere lotgevallen is mij niets bekend.
Zie over hem: Chr. Sepp, Johannes Stinstra, II, 91 v.v.; De Librye, 1889, 42 v.v.; J. de Boer, Cronologische Historie (H.S. der Kon. Bibl.).
Knuttel