CARPENTIER (Roeland de) (1), zoon van Jan de Carpentier en Isabella de Villiers, geb. te Meessen in 1546, overl. te Amsterdam 6 Oct. 1618. Hij huwde
te Sandwich in Engeland 2 Aug. 1575 met Josina van Hecke Jacobsdr., die in 1553 te Brussel geboren was.
Hij was om de geloofsvervolging naar Engeland uitgeweken, maar kwam weldra in Vlaanderen terug, waar hij door de Gentenaars tot secretaris der Achttienmannen, en 23 Aug. 1578 door de stad Yperen tot pensionaris werd aangesteld.
Na de overgave dezer stad aan Parma in 1584 week de Carpentier naar het Noorden en vestigde zich te Delft, waar hij menigmaal vermeld wordt als ouderling der gemeente, en ook als raad van prins Willem I. Hij stond bekend als een zeer in talen ervaren man, en van zeer godsdienstigen aard. Bij zijn vrouw Josina van Hecke, die in 1628 te Utrecht overleed, had hij zes kinderen, van welke Johan en Pieter (zie hiervoor) zich te Dordrecht vestigden en Jacob, geb. te Delft 1594 op 28-jarigen leeftijd aan boord van het O.I. schip ‘het Wapen van Hoorn’ stierf als commandeur van een vloot op weg naar Malakka.
Zie de literatuur bij Servaes de C. van Dalen