NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Buscoducensis, nicolaus

betekenis & definitie

BUSCODUCENSIS (Nicolaus), Sylvaducensis, Busch, Buschendorf, Boschendorf,Buschendorp,ofClaissvanden Bosche, ook Braukhof en Bruchhofen, geb. 1478 te's Hertogenbosch, gest. vóór21 Oct. 1553 te Blankenburg in den Harz. Na een zorgvuldige opleiding te hebben ontvangen - in 1503 was hij reeds baccalaureus in artibus - trad hij als docent op. Eerst te Leuven. Daarna, omstreeks 22 Sept. 1519, te Bazel. Eindelijk aan de latijnsche school te Antwerpen. Voor 't aanvaarden van laatstgenoemde positie schijnt hij nog te zijn gepromoveerd en zich tevens tot priester te hebben laten wijden. Reeds zeer kort na zijn openlijk optreden vestigde hij de aandacht der kerkelijke autoriteiten op zich, door zijn grondige hervorming van het onderwijs en zijn scherpe critiek op het monnikenlatijn. Toen het daarbij echter zelfs niet bleef, en zijn humanisme - vooral door het lezen van Erasmus, De libero arbitrio - voor een reformatorische neiging plaats maakte, zoodat hij 't waagde het afkeurend vonnis der leuvensche faculteit over de geschriften van Luther te veroordeelen, zag hij zich weldra vervolgd. Vooral

op aanstoken van den inquisiteur Nicolaus Baccham de Egmonda (I kol. 206), werd hij 9 Febr. 1522 ontboden voor de inquisitie en in een klooster gevangen gezet. Hij slaagde er echter in te ontvluchten en trok daarop naar Bazel, waar hij - 't was toen zomer 1522 - Konrad Heresbach ontmoette en door bemiddeling van Erasmus professor in 't Grieksch en Latijn is geworden. Nadat - mede door diens tusschenkomst - kort daarop Paus Adriaan VI het tegen hem hangende proces had vernietigd, keerde hij eind 1523 echter reeds weer naar de Nederlanden terug. Volgens

Clemen bekleedde hij van toen tot 1528 het rectorale ambt aan de schola trilinguis te Doornik en had als zoodanig ook nog Andreas Hyperius onder zijn leerlingen. Volgens Krafft echter had hij tot aanvaarding dier betrekking wel aanvankelijk het voornemen; maar zou van de uitvoering toch niets gekomen zijn, omdat de oprichting der school in kwestie mislukte. Hetzij dan echter in 1528, hetzij reeds in - dit beweert Krafft -1525, in allen gevalle vond hij daarna weer een betrekking aan de latijnsche school te Bremen. Althans voor korten tijd; want zijn werkkring daar beviel hem maar weinig, zoodat hij hem na een paarjaar maar opgaf.

Na een aantal jaren ambteloos te hebben voortgeleefd, deels te Bremen, ondersteund door zijn vrienden, deels te Wittenberg - waar Melanchton hem dan het noodige verschafte - vond hij 1540 weer werk, toen hij (op voorspraak van Melanchton bij hertog Willem van Kleef en van Heresbach bij den burgemeester Wessel van Bert) Donderdag na Jacobi (29 Juli) van dat jaar de leiding aanvaardde van de latijnsche school te Wezel, tegen een jaarlijksche bezoldiging van 50 goudguldens. Echter liet hij zich daar al spoedig meer met kerkclijke dan met schoolzaken in, waarom de Raad hem 23 Juni 1543 van de zorg voor de laatste onthief en (nadat hij nog eens een tijdlang te Bremen in otio had geleefd) aanstelde tot superintendent, belast met het toezicht op heel het schoolwezen der stad, en op alle predikanten en hulppredikers. In die kwaliteit heeft hij zich toen met name zeer beijverd voorde oprichting eener Universiteit, van welke echter toch niets is gekomen. doordat Karel V in een edict, 7 Maart 1544, zijn nederlandschen onderdanen uitdrukkelijk het bezoek daarvan verbood. Tevens is zijn optreden aldaar van belang geweest, doordat hij de, Lutherschgezinde, belijdenis heeft opgesteld, welker onderteekening de voorwaarde was, waarop de raad in het jaar 1545 de uit de Nederlanden zich aanmeldende vluchtelingen wilde opnemen, en die de oorzaak is geworden van al de moeilijkheden die zich later in die stad hebben opgedaan. Toen in 1548 het Interim werd afgekondigd, weigerde Buscoducensis zich daaraan te onderwerpen. Dientengevolge de stad moetend verlaten, vond hij toen vriendelijke opname bij graaf Christoffel van Wurtemberg en vestigde zich te Bremen. Vandaaruit deed hij in 1549 en 1550 moeite om als opvolger van den toen naar Engeland vertrokken Johannes a Lasco te worden aangewezen voor de Superintendentuur van Oostfriesland; maar door het krachtig protest dat deze daartegen deed hooren. trad hij ten slotte toch terug. Eindelijk hielp Christoffel van Wurtemberg hem aan de predikantsplaats te Blankenburg in den Harz - 28 Mei 1550 was hij nog te Bremen - die hij verder tot zijn dood heeft vervuld.

Geschreven heeft Buscoducensis alleen - onder den schuilnaam Nicolaus Quadus Saxo- een paar pamfletten tot ondersteuning van Erasmus' satirieken veldtocht tegen de leuvensche en keulsche theologen. Ze zijn te vinden in den bundel: Flores sive Elegantiae ex diversis libris Hochstrati... Epistola elegans et docta de Memorabilibus Predicatorum et Carmelitarum etc. Tevens heeft hij - blijkens den titel - een aandeel gehad in de totstandkoming van Complures Luciani dialogi aDesiderio Erasmo Rotterdamo... in latinum conversi eta Nicola o Buscoducendi illustrati. Additis fabularum et difficilium vocabulorum explanationibus (Antw. 1521). Vermoedelijk ook reeds een druk in 1518.

Dezelfde, of een andere uitgave: Luoiani Dialogi aliquot per Des. Erasmum versiacaNic. Buscoducensi ... explanati(Antv. 1527, ex. te Parijs; Antv. 1530, ex. te Leiden) en met nagenoeg gelijkluidenden titel een druk van hetzelfde jaar te Parijs (ex. Stadtbibliothek Metz, zie Jahresbericht Kön. Bibl. Berlin 1911/12, 58). Eindelijk heeft hij ook voor den druk gezorgd van Martinus Dorpius, Oratio de laudibus (Bazel 1525); Martinus Dorpius, Oratio in praelectionem epistolarum divi Pauli (Bazel 1520) enRichardus van St. Victor, Commentarius in Apocalypsin (1514).

Zijn broeder of zoon Hendrikus Buscoducensis, Bruch hofe n, Bruchhof, Brockhof, gest. 9 Nov. 1576 is een tijdlang Deensch hofprediker geweest, omstreeks het jaar 1553 en vervolgens; en heeft in die kwaliteit een hoofdrol gespeeld in de liefdelooze bejegening, die in dat jaar zijn regeering aan de uit Engeland zich om toevlucht aanmeldende nederduitsche vluchtelingenkerk van Londen heeft aangedaan. Een dochter, Anna van Brughof, stierf 1552 te Wittenberg.

Beide mannen, zoowel Hendrik als Nicolaas hebben met Melanchton correspondentie gevoerd. Brieven van laatstgenoemden zijn nog over: aan Nicolaas uitdejaren 1543, 1546 en 1547; aan Hendrik uit 1555, 1556 en 1557. Verdere correspondentie van Hendrik in Johannes Timannus, Farago Sententiarum (Frankf. 1555).

Zie: O. Clemen, Johann Pupper van Goch (Leipziger Studien aus dem Gebiet der Geschichte II, 3) (Leipzig 1896) 278-282; Zeitschrift für Kirchengeschichte XXIV (1903) 416-429; XXXI (1910) 321; Zeitschriftdes Bergischen Geschichtsvereins XXVI (1890) 213-225; Monatschrift für rheinisch-westfälische Geschichtsforschung und Alterthumskunde II (1876) 224-231; A. Wolters, Reformationsgeschichte der Stadt Wesel (Bonn 1868) register in voce; Neue Mitteilungen aus dem Gebiete historisch-antiquarischer Forschungen I (1835) 127 vv.; A.A. van Schelven, De Nederduitsche Vluchtelingenkerken der16e eeuw ('s Grav. 1908) register in voce; H. Dalton, Johannes a Lasco (Gotha 1881) 456; Biographie nationale de Belgique in voce; Corpus Reformatorum: Huldreich Zwinglis Sämmtliche Werke VII, 378-420; P. Kalkoff, DieAnfänge derGegenreformation in den Niederlanden (Halle 1903/4) register in voce; Corpus Reformatarum: Opera Melanchtoni V, VI, VIII, IX, X; D.G. Zwergi u s, DetSiellandske Clerisiein duitsche vertaling achter in L. Harboe, Nachrichten von dem Schicksale des Johann ä Lasco; F. Pijper, Johannes Utenhove, register in voce van den Bossche; J. Förstemann und O. Günther, Briefe an Desid. Erasmus von Rotterdam (Leipzig 1904) 314, en de daar genoemde litteratuur.

van Schelven

< >