NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Brouwer, petrus (1)

betekenis & definitie

BROUWER (Petrus) (1), zoon van Brouerius B. en van Wilhelmina Boonen (kol. 318), geb. 8 October 1732 te Harlingen, waar zijn vader destijds predikant was, overl. 9 Juni 1802 te Dordrecht; legde zich, zoo aan het Amsterdamsche Athenaeum als aan de Hoogescholen te Utrecht en te Leiden (ingeschr. 14 Sept. 1750) op de Godgeleerdheid toe, en verdedigde daar eene Dissertatio Philologico-Theologica, qua disquiritur unde Moses res in libro Geneseos descriptas didicerit (L.B. 1753), waarna hij in 1754 predikant te Oudkerk en Roodkerk, in 1756 te Barneveld, in 1762 te Zalt-Bommel en in 1764 te Dordrecht werd. In deze stad bleef hij onafgebroken werkzaam tot 1797, toen lichaamszwakte hem dwong om zijn emeritaat te vragen.

< >