NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Bos, lambertus

betekenis & definitie

BOS (Lambertus), geb. 23 Nov. 1670 te Workum, overl. te Franeker 6 Jan. 1717; zoon van Jacobus Bos, rector te W., en Gerarda de Haan. Na een tijd huisonderwijzer bij den grietman van Tietjerksteradeel te Bergum, Hector van Glinstra, te zijn geweest, werd hij 29 Aug. 1694 te Franeker als student ingeschreven; 13 Oct. 1696 kreeg hij vergunning als privaat-docent les in het Grieksch te geven, en 18 Febr. 1697 werd hij tot praelector in dit vak benoemd; 7 Febr. 1704 werd hij tot prof. benoemd, als opvolger van Blancardus; 12 Juni hield hij zijn oratie de Eruditione Graecorum per colonias eorum propagata (Fran. 1704).

< >