BIESEN (Mr. Jan Jacob Willem van den), oudste zoon van den voorgaande, geb. te Amsterdam 1836, huwde 11 Juni 1861 metAlida Francisca Leesberg (overl. 1867) en 3 Mei 1871 met Elisabeth Marie Anna Josephina de Munnick.
Hij overleed in zijn geboortestad 21 Febr. 1897. In 1845 stierven zijn beide ouders en kwam hij onder voogdij van zijn neef Th. Westerwoudt. Hij studeerde aan het gymnasium te Katwijk en het athenaeum van Amsterdam, promoveerde te Leiden in de rechten op proefschrift Iets over de wet op de patenten (1859), verbleef twee jaar in Engeland en vestigde zich daarna als advocaat te Amsterdam. Hij was een innig godsdienstig man en uiterst actief (‘Bid en begin’ was zijn lijfspreuk), ietwat origineel en onvervaard oprecht. Doortrokken van den geest van de Maistre, Donoso Cortez, Veuillot, de Montalembert e d., wier werken hij ijverig las, en alzoo vurig katholiek, bestreed hij zijn leven lang, hoffelijk maar krachtig, het liberalisme, vooral met betrekking tot het onderwijs.
Als president van den bijzonderen raad der Vincentius-vereeniging bouwde hij verschillende scholen; ook als hoofdbestuurslid der Vereeniging van Liefdadigheid van den Allerh. Verlosser was hij vooral bij schoolbouw betrokken. Zijn ijver van ‘geïncarneerd Vincentiaan’ blonk ook bij de andere liefdewerken, die deze vereeniging beoefent bijzonder uit. Bovendien stichtte hij met kapelaan Wittert van Hoogland een tehuis voor militairen in de Rapenburgerstraat en met den architect J.H. Schmitz op 4 Jan. 1868 de Josephs-Gezellen-Vereeniging. Hoewel hij het bestuur hiervan spoedig neerlegde, bleef hij zijn stichting met geld, huis en lesgeven onder den titel van protector tot zijn dood toe steunen.
Hij stichtte ook de Vereeniging tot bevordering van het kath. bijzonder onderwijs (1869), waarvan hij tot zijn afsterven toe secretaris bleef en behoorde tot de invloedrijkste oprichters van de R.K. Onderwijzersbond in het bisdom Haarlem (1871). De ‘Vondelkerk,’ waarvan v.d. Biesen gemeenzaam de ‘onderpastoor’ genoemd werd, heeft haar geheele terrein en een groot deel van het welslagen harer oprichting aan hem te danken. Bij dit alles nam hij een drukke advocatenpraktijk waar, waarbij hij gold als specialiteit in polderkwesties, en was een weldoener der armen en raadgever der katholieke onderwijsbesturen, Vincentiusvereenigingen enz. In de politiek is hij o.a. in 1866, 67 en 71 candidaat voor de Tweede Kamer geweest, doch zeer tegen zijn zin, gelijk uit zijn (ma- nuscripte) correspondentie blijkt. Hij was te veel met maatschappelijke actie bezig en daarbij te weinig diplomatiek aangelegd om van politiek te houden. Ook verwachtte hij, althans in 1867 nog, ‘weinig heil voorde katholieken op uitsluitend politiek terrein’. Aldus schreef hij aan Nuyens, die er zich veel op bewoog en wien hij deze bemoeiingen ten sterkste ontried. Toch was hij van 1885-88 lid der Tweede Kamer voor Breda; als zoodanig stelde hij met Schaepman een (verworpen) amendement voor om de meervoudige kiesdistricten te splitsen, die aan de liberalen een grooten voorsprong schenen te geven. In andere punten stond hij mede trouw aan den kant van Schaepman, ook bij de grondwetsherziening, een kwestie die onder de katholieken nogal verdeeldheid bracht. Met de pen was van den Biesen vaak werkzaam, vooreerst als medewerker aan de Tijden het Centrum; in brochurevorm verscheen van hem: Een taalkundig vonnis over testamenten-stijl(Amst. 1862); De
ware oorzaak der krisis in Nederland woord bij de herstemming (Amst. 1866);
Watis liberaal? (Amst. 1867; over lager onderwijs); EenAmerikaansche hefboom tot opbeuring van ons Lager Onderwijs (Amst. 1868); De Kerk en de Volkswelvaart (1869, in de Kath. Ned. Brochuren-Vereeniging van Nuyens, II, 7); deze brochure werd teftig aangevallen door Stoffe l s in een afzonderlijk tegenschrift en door S. Vissering in Gids, Jan. 1870, waarop Nuyens in Handelsblad 5 Jan. 1870 en J. de Bruin in Katholiek LIX (1871, I) hun vriend weer bijsprongen; Belangrijke testamentaire quaestien (Breda 1870); Het goed rechtvan stichtingen, kloosters en parochien om als rechtspersonen ...te bestaan (den Haag 1877); Beschouwingen over het ontwerp nationale militie-wet (Breda 1882).
Zie: Stamboek der familie v.d. Biesen (niet in den handel, opgemaakt door v.d. Biesen zelf); Görris, Dr. Nuyens beschouwd in het lichtvan zijn tijd (1908) register in voce; Kathol. IllustratieXXXII, 33 en 43, en verschillende verspreide gegevens.
Görris