BEER (Govert de), een boerenzoon uit Friesland, overl. te Alkmaar in April 1802, oud 55 jaren. Eens als gruttersknecht te Alkmaar paarden naar het land brengende, trok het zijne opmerkzaamheid, dat een door hem opgeworpen lederen bal niet achter hem neerviel.
De oorzaak hiervan willende kennen, kocht hij boeken over wis- en natuurkunde en studeerde hij 's nachts op een zolderkamertje. Hij ontwikkelde zich zoozeer, dat hij in 1778 op zijn verzoek van scholarchen vergunning verwierf om aan eenige jongelieden onderrichtte geven in eenige vakken, welke niet op de scholen onderwezen werden, en in het volgende jaar in April tijdelijk en in Juli definitief door burgemeesteren kon aangesteld worden tot stads-duitschen schoolmeester op het gewone traktement van ƒ125. De gereformeerde diaconie benoemde hem dadelijk daarop ook tot schoolmeester harer armen-kinderen. Voor het drillen der diaconie-kinderen, die belijdenis zouden doen, werd hem Nov. 1780 ƒ2 per kwartaal toegelegd! In Juni 1784 werd hij lid van het Natuurkundig Genootschap ‘Solus nemo satis sapit’, dat 13 Jan. 1791 besloot hem des Donderdagavonds, gedurende 8 (in 1798 uitgebreid tot 12 maanden) 's jaars, onderwijs te doen geven in de sterrenkunde, op eene bezoldiging van ƒ 36, later gebracht op ƒ 52 's jaars. 14 Jan. 1801 werden deze lessen opgeheven, omdat slechts weinig leden ze bijwoonden. Van 1791 tot 95 had de Beer voor eene jaarwedde van ƒ 50 onderwijs gegeven aan de cijferschool van het toenmalige Nuts-departement. 9 Juni 1795 benoemde het Comité van Algemeen Welzijn de Beer tot besteller der pakgoederen van het veer op Amsterdam, een toenmaals vrij voordeelig ambt, waarop hij voor zijn schoolmeestersbaantje bedankte. Maar de man nam zijne nieuwe betrekking slecht waar, gedurig rezen over hem klachten, herhaalde vermaningen brachten geen beterschap, het geduld ter wille van zijn talrijk en ‘ongelukkig’ huisgezin geraakte uitgeput, en 2 April 1800 besloot het Administratief Bestuur der stad, op voorstel van de Commissie van Algemeen Welzijn, tot zijne afzetting. Hij was 16 Mei 1773 gehuwd met Antje van der Weyde, bij welke hij 12 kinderen heeft verwekt; eenige daarvan zijn jong gestorven.
Zie: F.J.Domela Nieuwenhuis, De Zelfontwikkeling op het gebied van Wetenschap en Kunst Toespraak bij de opening der algem. vergad. der Holl. Mij. van fraaije kunsten en wetensch., 20 Sept 1861;J.J.de Gelder, Lotgevallen van het Natuur- en Letterk. Genootschap te Alkmaar in de Feestgave bij gelegenheid van het honderdjarig bestaan, 1882; dezelfde, De oude scholen. Geschiedk. feiten van 1560 tot 1806 (Alkm. 1886).
Bruinvis