ADRIAAN VI (Adriaan Florisze), de eenige nederlandsche paus, geb. te Utrecht2 Mrt. 1459, gest. te Rome 14 Sept. 1523. De woning, waar Adriaan geboren werd, is gelegen in de Brandsteeg, achter de tegenwoordige zusterscholen aan de Oude Gracht, genaamd ‘Paus Adriaan,’ waar het beeld des pausen in den gevel prijkt.
Zijn vader Floris Boeyens was waarschijnlijk als timmerman werkzaam bij den scheepsbouw. Ofschoon hij niet in den eigenlijken zin arm was, waren zijn middelen toch zeer beperkt. Dat hij aan de familie Dedel verwant zou zijn geweest, is zeer onwaarschijnlijk.Zijn eerste opleiding ontving Adriaan bij de Broeders van het Gemeene Leven, volgens sommigen te Zwolle, volgens anderen te Deventer. Ook zou hij een korten tijd hunne school te Delft bezocht hebben. Op 17-jarigen leeftijd in den
zomer van 1476 ging hij naar de universiteit van Leuven, waar hij, na twee jaren philosophie en vervolgens tien jaren theologie en kerkelijk recht gestudeerd te hebben, benoemd werd tot professor in de philosophie aan het College ‘het Varken’. In 1490 behaalde hij het licentiaat in de theologie en werd in hetzelfde jaar belast met de bediening van het groot Begijnhof te Leuven. In 1491 verkreeg hij den graad van doctor; zijn promotie geschiedde op kosten van hertogin Margaretha, weduwe van Karel den Stoute. Kort daarop werd hij door haar toedoen benoemd tot pastoor te Goedereede, waar hij een bekwamen plaatsvervanger aanstelde en gedurende de vacantie zelf de zielzorg waarnam. In de parochie-kerk van Oude Tonge worden nog twee kasuifels van Adriaan afkomstig bewaard.
De lessen van Adriaan, welke ook Erasmus bijwoonde, hadden een grooten toeloop; mannen als Heeze, Pighius, Tapper, Latomus, Hasselius werden door hem gevormd. Eenige zijner lessen, later door een zijner leerlingen uitgegeven, beleefden talrijke uitgaven. Dat Adriaan als professor een tegenstander der pauselijke onfeilbaarheid zou geweest zijn, is niet bewezen. In 1497 tot deken der St. Pieterskerk te Leuven gekozen, werd hij tevens kanselier der universiteit; tweemaal, in 1493 en 1501 bekleedde hij het rectoraat. Keizer Maximiliaan benoemde Adriaan, waarschijnlijk reeds in 1507, tot leermeester van zijn kleinzoon, den lateren keizer Karel V; de landvoogdes Margaretha benoemde hem in 1515 tot lid van haren Raad.
In Oct. 1515 werd Adriaan naar Spanje gezonden, om daar bij het overlijden van koning Ferdinand zijn leerling Karel het volle erfrecht op den spaanschen kroon te verzekeren. Toen de koning 23 Jan. 1516 overleed, nam Adriaan eerst te zamen met kardinaal Ximenes, later na diens dood alleen, de regeering waar tot de komst van den nieuwen koning. In Juni van dat jaar werd hij benoemd tot bisschop van Tortosa en 1 Juli 1517 op verzoek van Karel door paus Leo X verheven tot de waardigheid van kardinaal. Den 14 Nov. 1516 benoemd tot inquisiteur van Arragon en Navarre, volgde hij 3 Mrt. 1518 Ximenes op als groot-inquisiteur van Castilië en Leon; ten onrechte wordt hij door Llorente van wreedheid beschuldigd. Toen Karel 20 Mei 1520 naarde Nederlanden vertrok, stelde hij Adriaan aan tot stadhouder over Spanje. Zich steeds een vreemdeling voelend en tegengewerkt door de Grandes des rijks, verlangde Adriaan vurig naar zijn vaderland terug te keeren. Hij liet zelfs te Utrecht een huis bouwen, waar hij dacht te gaan wonen: het tegenwoordige ‘Paushuize’ aan den Pausdam bij de Nieuwe Gracht.
Zijn wensch werd echter niet vervuld. In het conclave na den dood van paus Leo X, waarin de kardinalen het over een opvolger niet eens konden worden, werd eindelijk op voorstel van kardinaal Giulio de Medici, daarin krachtig gesteund door den geleerden kardinaal Cajetanus, Adriaan tot paus gekozen (9 Jan. 1522). Deze verkiezing verwekte te Rome een geweldige beweging; openlijk verweet men den kardinalen, dat zij een vreemdeling, een vriend van den keizer, hadden gekozen; velen hadden daarenboven van den strengen ascetischen paus krachtige hervormingsmaatregelen te duchten. Eerst 24 Jan. ontving Adriaan in Spanje het eerste bericht zijner verkiezing. Allerlei omstandigheden maakten, dat hij eerst 8 Juli scheep kon gaan naar Rome, waar hij na een stormachtige reis eindelijk 29 Aug. aankwam en 31 Aug. in St. Pieter gekroond werd.
Als paus hield Adriaan zijn eenvoudige en sobere levenswijze aan, in tegenstelling met zijn voorganger Leo X, wiens regeering zich gekenmerkt had door wereldsche praal en feestelijkheden en groote verkwistingen. De letteren en kunst der Renaissance vonden in hem geen vriend, nog veel minder de kunstenaars en dichters van die dagen, die hem om hun losbandig leven een ergernis waren. Slechts een paar uitgaven, en deze nog voor voorwerpen van kerkelijke kunst, zijn in zijn rekeningen te vinden; aan de St. Cunera-kerk te Rhenen schonk hij een orgel, dat bij den brand in 1897 geheel in vlammen opging. Trouwens de groote schuldenlast, welken Leo X had nagelaten, noopte hem tot groote spaarzaamheid. De Romeinen schreven dit echter toe aan gierigheid en ‘barbaarschheid’.
Niet minder ergerde men zich aan zijn omgeving welke grootendeels uit niet-Italianen bestond: een paar Duitschers, enkele Spanjaarden en Nederlanders, onder wie vooral Willem van Enckevoirt en Dirk van Heeze. De afkeer van den vreemden paus steeg echter tot bitteren haat, hoe meer Adriaan met zijn plannen voor den dag kwam om de verwereldlijkte Curie te hervormen. Met vaste hand greep hij het werk der hervorming aan, daarin gesteund door mannen als Campegio, Schinner, Caraffa e.a. Strenge maatregelen werden genomen om de verkeerde elementen te verwijderen en aan de misbruiken op allerlei gebied een einde te maken. Hij trad op tegen opeenhooping van prebenden, tegen de simonie en waakte zorgvuldig voor de keuze van waardige personen voor de kerkelijke ambten. Zedelijke vergrijpen strafte hij met onmeedoogende gestrengheid; onderscheid van personen werd niet gemaakt; de invloedrijkste kardinalen ondervonden, wanneer zij zich aan iets hadden schuldig gemaakt, dezelfde behandeling als de laagste curie-beambte.
Door de grondige verbetering der romeinsche curie wilde Adriaan niet slechts een einde maken aan toestanden, welke hem een gruwel waren, maar hij hoopte daardoor ook een reden tot den afval van Rome weg te nemen, welke door Luther was ingeleid. Met dat doel zond hij Francesco Chieregati naar den Rijksdag van Neurenberg van 1 Sept. 1522. In de instructie, welke hij den gezant meegaf, erkent hij met grootsche vrijmoedigheid, dat de misbruiken in de Kerk en met name die van het hof te Rome aanleiding hebben gegeven tot de scheuring; hij belooft echter met alle kracht aan de bestrijding en uitroeiing daarvan te zullen werken en noodigt intusschen de vorsten uit hun onderlinge geschillen te vergeten en met kracht tegen Luther en de verbreiding zijner leer op te treden. Zijn woord vond echter bij den Rijksdag weinig gehoor, evenals bij Luther zelf, die het schrijven des pausen met groote heftigheid beantwoordde. Bitter werd Adriaan ook teleurgesteld door Erasmus, dien hij naar Rome uitnoodigde en aanspoorde zijn invloed en wetenschap in dienst te stellen voor de bestrijding der dwaling; Erasmus maakte er zich met min of meer gegronde verontschuldigingen af. Een poging van Adriaan om Zwingli te winnen mislukte evenzeer als de moeite, welke hij aanwendde om de scandinavische landen voor de Kerk te behouden.
Behalve de hervorming der kerkelijke misstanden had Adriaan zich ook van begin af aan ten doel gesteld de europeesche vorsten, met name Karel V en Frans I, met elkander te verzoenen en te vereenigen tot een gemeenschappelijken kruistocht tegen de Turken, die meer en meer Europa bedreigden. Met dat doel voor oogen wachtte hij zich wel partij te kiezen voor zijn ouden leerling en beschermer
Karel, vermeed zorgvuldig zelfs den schijn van bevoorrechting en weigerde beslist in te gaan op het voorstel van den keizer, om gezamenlijk met Engeland een verbond te sluiten tegen Frans I. Terwijl Adriaan zelf in den Kerkelijken Staat de orde herstelde en door groote spaarzaamheid geld bijeenbracht om een vloot uit te rusten tegen de Turken, trachtte hij door vriendschappelijke onderhandelingen den franschen koning voor zijn plannen te winnen. Deze nam schijnbaar een tegemoetkomende houding aan, maar was in werkelijkheid weinig gezind met den paus mede te werken. De val van Rhodus (21 Dec. 1522), de voortdurende trouweloosheid van Frans I, de ontdekking van een samenzwering van kardinaal Soderini met de Franschen, die een inval in Italië bleken te beramen, dreven den paus ten slotte geheel in de armen des keizers en dwongen hem zijn taak van vredesbemiddelaar als hopeloos op te geven. Bezwijkend voor den drang der omstandigheden trad hij (3 Aug. 1523) toe tot de liga van Venetië, waarbij de paus, de keizer, Hendrik VIII van Engeland, aartshertog Ferdinand van Oostenrijk en verschillende italiaansche Staten zich verbonden om gezamenlijk een leger bijeen te brengen ter verdediging van Italië tegen de Franschen. De liga werd 5 Aug. in S. Maria Maggiore in tegenwoordigheid des pausen plechtig afgekondigd,
Spoedig daarop werd Adriaan ernstig ziek en hoewel hij na eenige dagen een weinig herstelde, werd weldra zijn toestand zoo, dat hij zijn laatste beschikkingen maakte. Met toestemming der kardinalen benoemde hij Enckevoirt tot kardinaal en droeg dezen op, zijn bezittingen in de Nederlanden met name te Leuven en te Utrecht voor de armen en voor vrome doeleinden te verkoopen; zijn huis te Leuven bestemde hij tot een college voor behoeftige studenten, dat hij rijk begiftigde. 14 Sept. 1523, twee uur 's namiddags, overleed hij. Spoedig na zijn overlijden verbreidde zich het gerucht, dat Adriaan aan vergif zou zijn gestorven. Noch het onderzoek van het lijk, noch het verloop van de ziekte levert hiervoor eenig bewijs. Veel aannemelijker is het, dat hij bezweek aan een ongeneeslijke nierkwaal, nadat zijn toch reeds zwakke lichaam door het klimaat, door zorgen en inspanning op bedenkelijke wijze was verzwakt. Het lijk van Adriaan, dat voorloopig was bijgezet in de Andreas-kapel van St.
Pieter, werd 11 Aug. 1533 overgebracht naar de kerk S. Maria dell' Anima, waar Willem van Enckevoirt een waardig praalgraf, in marmer uitgevoerd door M. Angelo Sanese en N. Tribolo naar een ontwerp van Bald. Peruzzi, had doen plaatsen.
De door hem als bewaarder der Belvedere aan zijn hof verbonden schilder Jan van Scorel heeft den paus verschillende malen geschilderd. o.a. met tiara (in het Kestnermuseum te Hannover) en zonder tiara (Universiteit te Leuven en elders, gegraveerd door J. Houbraken). In het museum te Napels draagt het portret van paus Clemens VII door Sebast. del Piombo verkeerdelijk zijn naam.
Adriaan is langen tijd, vooral door de Italianen, miskend en het voorwerp geweest van schandelijken laster; zelfs goedgezinden beschouwden hem als een middelmatigen paus. Enkele rechtvaardige beoordeelingen drongen weinig door, totdat in 1727 Caspar Burman zijn: Hadrianus VI, siveAnalecta Historica de Hadriano Sexto Trajectino Papa Romano (Trajecti ad Rhenum 1727) deed verschijnen. Sinds dien hebben hollandsche, belgische, duitsche, fransche, engelsche en italiaansche geleerden den edelen paus recht laten wedervaren. Thans erkennen allen hem
als een dier zeldzame mannen, die zonder zich zelf te zoeken moedig tegen den stroom des verderfs oproeien, als den paus, die wegens zijn korte regeering wel geen tastbare resultaten bereikte, maar den grondslag heeft gelegd voor de hervorming der kerkelijke toestanden, welke later werd doorgezet.
Adriaan's voornaamste werken, uitgegeven door een zijner leerlingen, zijn:
Quaestiones quodlibeticae (Leuven 1515) en Quaestiones de Sacramentis sup. quart. Sententiarum (Leuven 1516). Deze en nog enkele kleinere geschriften zijn bij Reusens, Syntagma doctrinae Adriani VI (Leuven 1861) en Anecdota Adriani VI (Leuven 1862) te vinden.
Zie: Pastor, Geschichte derPapste IV: 2, 1-157 (Freib. i. Br. 1907), onderden titel: De Nederlandsche PausAdriaan VI, voor Nederland bewerkt door D. Huurdeman (Amst. 1908), waar ook een afbeeelding van Adriaan's graf en van Paushuize is te vinden, en behalve de daar genoemde bronnen en litteratuur: Jaarboekje v. Alberd. Thijm 1858, 74-81; G. Brom, Archivalia in Italië ('s Gravenhage 1908-11, 3 dln.); Nederlandsche Heraut IV (1887) 82-101.
Huurdeman