(Portret plaat 37'), * 3. 2. 1809 te Hamburg, ✝ 4. 11. 1847 te Leipzig, kleinzoon van den beroemden wijsgeer Mozes Mendelssohn. gaf reeds zeer vroeg blijk van zijn grooten muzikalen aanleg en ontving het eerste onderricht van zijn moeder, daarna van Ludwig Berger (piano), Henning (viool) en Zelter (theorie). Reeds 1818 speelde hij in 't openbaar, werd 1819 altist in de Berlijnsche Singakademie.
Van 1821 dagteekent zijn kennismaking met Weber en Goethe. 1825 maakte hij een reis naar Parijs, waar hij Cherubini een en ander van zijn eigen werk voorspelde. In hetzelfde jaar werd zijn eerste symphonie te Berlijn ten gehoore gebracht, doch grooter opgang maakten zijn in 1826 gecomponeerde ouverture Sommernachtstraum en de in 1827 opgevoerde opera Die Hochzeit des Camacho. Uit 1829 dagteekent zijn optreden ten gunste van een herleving van Bachs Matthaeuspassion, welke onder zijn leiding door de Singakademie te Berlijn ten gehoore werd gebracht. In hetzelfde jaar bezocht hij Engeland en van uit Londen verbreidde zich zijn naam als componist; hij maakte een reis door Schotland sloeg een hem aangeboden professoraat aan de Berlijnsche Univ. af. In 1830 ondernam hij een groote reis door Italië, bezocht in 1832 Parijs en stak naar Engeland over. waar hij te Londen zijn Hebriden-ouverture dirigeerde en zijn pianoconcert G-moll en zijn B-moll-Capriccio speelde. Ook gaf hij hier zijn eerste bundel Lieder ohne Worte in het licht. Nadat hij in zijn hoop om tot directeur der Singakademie te worden benoemd in de plaats van Zelter, was teleurgesteld, werd hij 1833 uitgenoodigd ais leider van het Niederrheinische Muziekfeest en stedelijk muziekdirecteur te Dusseldorp te worden. Tot 1835 bekleedde hij die positie. Toen werd hij directeur der Gewandhaus-concerten te Leipzig en dit is hij behoudens een korte onderbreking tot zijn dood gebleven.Behalve te Leipzig dirigeerde hij, vooral des zomers, in verscheidene plaatsen in Duitschland alsmede in Engeland muziekfeesten of uitvoeringen van eigen werken. Tot deze laatste behoorde zijn in 1836 gecomponeerd oratorium Paulus. In 1841 vestigde hij zich op aandrang van koning Friedrich Wilhelm IV te Berlijn, doch na er zijn Antigone-muziek te hebben gedirigeerd keerde hij naar Leipzig terug en richtte er onder bescherming v. d. koning van Saksen begin 1843 het conservatorium op. In hetzelfde jaar verwierf hij den titel van Pruisisch Generalmusikdirektor, doch dit verleidde hem niet om zich te Berlijn te vestigen. Alleen dirigeerde hij er zijn Oedipus- en Athalia-muziek. In 1846 dirigeerde hij o.a. een Duitsch-Vlaamsch zangersfeest te Keulen, leidde de uitvoering van zijn oratorium Elias te Birmingham, verbleef eenigen tijd tot herstel van gezondheid in Zwitserland en werkte aan de voltooiing van zijn opera Loreley, toen hij 28 October 1847 door een beroerte werd getroffen en 4 November overleed. Tijdens zijn leven een der grootste en meest vereerde toonkunstenaars, is Mendelssohn in de latere jaren wat op den achtergrond geraakt. Onze tijd vraagt scherper lijnen, dramatischer accenten, pathetischer contrasten dan hij gaf. Maar zijn muziek blijft een model van volmaaktheid van vorm, liefelijk van melodie, klaar van klank, zonder tot het banale te vervallen. Grooten invloed heeft hij op de muziekbeoefening van zijn tijd uitgeoefend. Zijn Lieder ohne Worte hebben grooter beteekenis gehad dan thans menigeen vermoedt, zijn oratoria zijn voorbeelden van vormschoonheid, al ontbreekt wel eens de dramatische zweepslag er in. En de ouvertures Sommernachtstraum, Hebriden en Afeeresstille und glückliche Fahrt blijven met zijn geniaal vioolconcert den naam van Mendelssohn als een voortreffelijk kunstenaar hooghouden.
Mendelssohn componeerde o.m.: vijf symphonieën. tien ouvertures (Sommernachtstraum op. 21, Fingalshöhle op. 26, Meeresstille und gliicklige Fahrt op. 27, Schone Melusine op. 32,Ruy Bias op. 95, enz.), één vioolconcert op. 64, twee pianoconcerten op. 25 en op. 40, een strijk-octet op. 20, twee strijkkwintetten op. 18 en op. 87, zeven strijkkwartetten, drie pianokwartetten op. 1, 2 en 3, twee pianotrio's op. 49 en 66, een pianosextet op. 110, een sonate voor viool en piano op. 4, twee voor violoncel en piano op. 45, 58, drie pianosonates, acht bundels Lieder ohne Worte, 3 preludia en 6 sonates voor orgel, de oratoria Paulus op. 36, Elias op. 70 en Christus (fragm.), Lobgesang, symphoniecantate, veel gewijde koren met en zonder begeleiding, muziek voor Antigone op. 55, Athalia op. 74, Oedipus op. 93 en Ein Sommernachtstraum op. 61, Die erste Walpurgisnacht op. 60, Festgesang An die Künstler, Die Hochzeit des Camacho (kom. opera), Heimkehr aus der Fremde (Liederspiel), Loreley (onvolt. opera), een-, twee-, drie- en vierstemmige liederen, enz. Mendelssohns werken (op. 1—72 tijdens zijn leven en 73—121 na zijn dood gedrukt), verschenen onder leiding van J. Rietz in complete uitgave (1874—'77), bij Breitkopf und Härtel. Reeds 1860 werd te Londen een monument voor hem opgericht en in 1892 te Leipzig (vóór het „Neue Konzerthaus"). Er zijn talrijke biographieën van den meester geschreven waarvan wij noemen: W. A. Lampadius, Felix Af., ein Denkmal (1848) en van den zelfden een meer uitgebreide als F. Af. B., ein Gesamtbild seines Lebens und Schaffens (1886), W. S. Rockstro (1884 in de serie Great Musicians, uitg. Novello, nieuwe vermeerderde uitg. 1911), E r n s ✝ W o 1 ✝ f, F. M. B. (1906 in Reimanns Berühmte Musiker), E. Devrient, Meine Erinnerungen an F. Af., 1869, derde druk 1891, ook in het Engelsch), ✝ erd. Hiller, F. Af. B. (1874 ook in het Fransch en Eng.), S e b. Heisei, Die Familie Af. (1879, drie deelen, 18e druk in twee dln. 1924, ook in het Eng.). Een uitnemende studie over M. vindt men in Grove’s Dictionary of Music. Een Nederl. biographie schreef Jacq. Hartog (1909), terwijl er een in Krusemans serie Beroemde Musici in voorbereiding is.