voortzetten

betekenis & definitie

voortzetten - regelmatig werkwoord
uitspraak: voort-zet-ten

1. het blijven doen
♢ onze zoon heeft de zaak voortgezet

Regelmatig werkwoord: voort-zet-ten
ik zet voort (... ik voortzet)
jij/u zet voort (... jij voortzet)
hij/zij zet voort (... hij voortzet)
wij/zij/jullie zetten voort (... wij voortzetten)
ik/jij/u/hij/zij zette voort (... ik voortzette)
wij/zij/jullie zetten voort (... wij voortzetten)
hij heeft voortgezet
de/het/een voortgezette ....
voortzettend, voortzettende

Synoniemen
continueren, doorgaan, verdergaan, vervolgen, voortgaan

Tegenstellingen
kappen, nokken