uitwissen - regelmatig werkwoord
uitspraak: uit-wis-sen
1. door vegen laten verdwijnen
♢ de meester wiste de woordjes op het bord uit
2. laten verdwijnen
♢ dat kan het verdriet niet uitwissen
Regelmatig werkwoord: uit-wis-sen
ik wis uit (... ik uitwis)
jij/u wist uit (... jij uitwist)
hij/zij wist uit (... hij uitwist)
wij/zij/jullie wissen uit (... wij uitwissen)
ik/jij/u/hij/zij wiste uit (... ik uitwiste)
wij/zij/jullie wisten uit (... wij uitwisten)
hij heeft uitgewist
de/het/een uitgewiste ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
uitwissen
betekenis & definitie