troebel - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: troe-bel
1. met vuil en ander stof erin
♢ de bedorven wijn was helemaal troebel
1. troebele blikken
[waaruit blijkt dat iemand niet meer helder kan denken]
Bijvoeglijk naamwoord: troe-bel
... is troebeler dan ...
het troebelst
de/het troebele ...
iets troebels
Tegenstellingen
clean, fris, helder, proper, rein, schoon
Gepubliceerd op 14-11-2017
troebel
betekenis & definitie