langlaufen - regelmatig werkwoord
uitspraak: lang-lau-fen
1. skiën in een lopende beweging, op ski's die alleen vastzitten onder de neus van de schoen
♢ we hebben die dag twintig kilometer gelanglauft
Regelmatig werkwoord: lang-lau-fen
ik langlauf
jij/u langlauft
hij/zij langlauft
wij/zij/jullie langlaufen
ik/jij/u/hij/zij langlaufte
wij/zij/jullie langlauften
hij heeft gelanglauft
de/het/een gelanglaufte ....
langlaufend, langlaufende
Gepubliceerd op 14-11-2017
langlaufen
betekenis & definitie