bepraten - regelmatig werkwoord
uitspraak: be-pra-ten
1. erover praten
♢ we zullen dat probleem morgen bepraten
2. hem proberen iets te laten doen of niet te doen
♢ ik heb geprobeerd Babette te bepraten, maar ze blijft bij haar mening
Regelmatig werkwoord: be-pra-ten
ik bepraat
jij/u bepraat
hij/zij bepraat
wij/zij/jullie bepraten
ik/jij/u/hij/zij bepraatte
wij/zij/jullie bepraatten
hij heeft bepraat
de/het/een beprate ....
Synoniemen
bespreken, bewerken, lijmen, opwekken, overhalen, overreden
Gepubliceerd op 14-11-2017
bepraten
betekenis & definitie