Parken. Het Rijsterborgherpark of Oude Plantsoen (Stationsplein) ontstond in 1888-'89 op de in 1879-'82 ontmantelde vestingwerken en is genoemd naar J.H.L.
Rijsterborgh, van 1842-'50 eerstaanwezend ingenieur van de vestingwerken. Het wandelpark, gelegen ten noorden van de voormalige buitengracht tot aan de spoorbaan, werd aangelegd in een romantische landschapsstijl naar plannen uit 1887 van L.A.
Springer. Het langgerekte park strekt zich uit van de IJssel tot aan het station.
Vanwege de aanleg van het verhoogde spoorwegstation werd in 1915 het noordoostelijke deel door Springer aangepast. Naar ontwerp van G.
Bleeker werd het park in 1947 hersteld. Bij de oorspronkelijke aanleg werd een van de voormalige ravelijnen veranderd in een vogeleiland, waar in opdracht van de verfraaiingsvereniging ‘Daventria’ in 1888 een inmiddels vernieuwde volière en in 1891 een nog bestaande kunstmatige rotspartij verrezen.
Na herstel in 1987 volgde in 1992 de heropening van dit deel. Het Nieuwe Plantsoen (Ceintuurbaan ong.) legde men in 1914-'15 aan op het gebied van de Klinkenbelt en de Klinkenbeltskolk, om een goede waterwinning te garanderen rondom de in 1893 gereedgekomen watertoren.
Naar plannen van L.A.
Springer werd het als bospark aangelegd.
Omstreeks 1920 volgde doorsnijding door de Ceintuurbaan en de aanleg van een openluchttheater en sportvelden. De Klinkenbeltskolk, mogelijk ontstaan bij een dijkdoorbraak in 1658, werd toen ingericht als hertenpark.