Gepubliceerd op 01-12-2020

struweel

betekenis & definitie

type vegetatie waarin 1—5 m hoge struiken domineren en een enkele boom voorkomt. Lagere struikvegetaties van b.v. heiden en bosbessen (dwergstruiken) behoren niet tot struwelen.

Men onderscheidt een aantal soorten struwelen. Doornstruwelen en mantelgemeenschappen komen op relatief droge voedselrijke bodems, met o.a. meidoorn, sleedoorn en wegedoorn voor. Op kalkarme bodem groeit vooral sleedoorn en op kalkrijke bodem in de duinen, het rivierengebied en in Zuid-Limburg vooral berberis. Deze struwelen treft men vooral op weinig beïnvloede overgangen van bos naar grasland. Jeneverbesstruwelen vindt men op arme zand- en leembodems, terwijl men breinen gaspeldoornstruwelen aantreft op voedselarme zand- en leembodems en op lössbodems in het Maasdal en vaak op taluds langs rijkswegen en spoorwegen. Wilgenstruwelen met vuilboom en geoorde en grauwe wilg komen voor op voedselarme venige gronden.

Wilgenvloedstruwelen vindt men op geregeld door rivieren overstroomde bodems; er groeit o.a. kat-, schiet- en kraakwilg. Het buksboomstruweel komt voor op de zuidelijke kalkhellingen langs de Naamse Maas en tussen Samber en Maas.Struwelen, vooral die met een gevarieerde kruidlaag, zijn rijk aan insekten. Verder vormen zij een geliefd broedgebied voor vele vogelsoorten, waaronder nachtegaal, heggemus, grasmus, braamsluiper en bosrietzanger. Bovendien leven er veel kleine zoogdieren en gebruiken grotere dieren struweel als dekking.

Struwelen worden bedreigd door afval, dat er wordt achtergelaten of gestort. Verder worden de condities waaronder struweel kan gedijen negatief beïnvloed doordat kunstmest van aangrenzende gebieden overwaait, het grondwaterpeil drastisch wordt gewijzigd en er te intensief wordt beweid. Recreanten vernielen op vrij grote schaal wat er aan struweel is. Dit vegetatietype, dat vroeger als veekering diende, wordt bovendien steeds vaker vervangen door prikkeldraad.

Zonder beweiding groeien vele struwelen uit tot bos, maar doornstruwelen op kalkrijke bodems (b.v. duindoornstruwelen) kunnen ook lang zonder beweiding. Wilgenvloedstruwelen hebben ook geen beheer nodig, zolang overstromingen blijven plaatsvinden.

< >