Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Gepubliceerd op 11-01-2021

Ouderdomszorg

betekenis & definitie

er zijn altijd oude mensen geweest, maar zij gaven geen aanleiding voor bijzondere problemen in de maatschappij van vorige generaties. Niet dat men zich van de oude lieden niets aantrok, integendeel.

Daarvan getuigen de vele hofjes en inrichtingen voor bejaarden, die in vroeger eeuwen zijn gesticht zowel door particulieren als door de overheid. De bejaarden vormen pas in de laatste tientallen jaren „een vraagstuk”. Verschillende oorzaken zijn daarvoor aan te wijzen: vooruitgang van de medische wetenschap, verbetering op het gebied van lonen en woningen, betere hygiëne (riolering, waterleiding) en de sociale wetten die ziekte en ongeval niet meer tot een financiële ramp maken, zijn direct of indirect factoren die de gemiddelde leeftijd van de bevolking hebben doen stijgen. Het gevolg is dat een groeiend deel van de bevolking door oude mensen wordt gevormd, waarvan zich een toenemend percentage niet in onze steeds hoger eisen stellende maatschappij kan handhaven. In 1900 waren in Nederland 700 000 mensen 55 jaar of ouder.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft berekend dat er in 1980 ruim 2 700 000 mensen van 55 jaar en ouder in ons land zullen zijn. Het probleem van de oude mensen (65 jaar en ouder) is moeilijk en veelzijdig, het heeft sociale, financiële en individuele kanten, die dikwijls tegenstrijdig zijn. Individueel medisch gezien moeten artsen uit een oogpunt van geestelijk en lichamelijk welzijn adviseren dat men blijft werken zo lang men er toe in staat is, mits de arbeid aangepast is aan de arbeidsprestatie van de betrokkene. Anderzijds is het duidelijk dat degeen die niet, of maar gedeeltelijk tot werken in staat is, verzekerd moet zijn van een onbekommerd bestaan, waarbij buiten beschouwing wordt gelaten uit welke bron (pensioen, verzekering) de inkomsten vloeien.Sociaal en financieel is het probleem van de bejaarden nauw verweven met de arbeidsmarkt. In tijden van grote vraag naar werkkrachten zullen vele ouderen werk kunnen vinden. In slappe tijden worden de dure oude krachten het eerst ontslagen en vervangen door jonger, goedkoper personeel. De pensioenwet, ouderdomswet en andere wettelijke bepalingen die een leeftijdsgrens stellen waarop het werk moet worden neergelegd, zijn op zichzelf voortreffelijke maatregelen, die velen voor verpauperisering behoeden en een welverdiende rust mogelijk maken. Maar er zijn bezwaren.

Er zijn mannen en vrouwen die gepensionneerd worden op een leeftijd dat ze nog volledig in staat zijn hun taak te verrichten. Op een min of meer willekeurig door de wet bepaalde grens worden zij afgedankt en officieel tot niets doen veroordeeld. Het is wat gemakkelijk te zeggen dat zij dan wat anders moeten gaan doen, maar wat? Niet iedereen heeft liefhebberijen, er zijn er veel meer dan men denkt wier enige liefhebberij hun werk is, waar zij ondanks gemopper met hart en ziel aan verknocht zijn. Het is geen toeval dat velen maar kort van hun pensioen profiteren. Niets doen, het zich overcompleet voelen, heeft een deprimerende invloed op lichaam en geest.

Het oude gezegde: rust roest, is juist. Hersenweefsel verdraagt inactiviteit evenmin als spierweefsel. Arbeid, mits aangepaste arbeid, is het beste middel tegen aftakeling en kinds worden. Daarom blijkt het domweg pensioneren, omdat men 55 of 65 jaar is, niet de ideale wijze van zorg voor de oude dag. Velen zouden daarvoor in de plaats een selectieve keuring willen zien, die het mogelijk maken zou dat oude mensen, die nog fit zijn, in het productieproces ingeschakeld blijven.

Maatschappelijk en financieel zien we dat een steeds groter wordende groep van gepensioneerden, of wegens hun leeftijd werkloos geworden oude mensen, ten laste komen aan het in verhouding kleiner wordende deel van de bevolking dat productief werk verricht. Met andere woorden: steeds meer mensen moeten door steeds minder mensen onderhouden worden. Zij moeten gevoed, gekleed en gehuisvest worden door degenen die productief werken. Dit kan een ondragelijke last worden die het evenwicht van de volkshuishouding in gevaar kan brengen.

De logische oplossing die, zoals we zagen ook individueel heilzaam werkt is een keuring. Aan deze keuring dient gekoppeld te worden een mogelijkheid van plaatsing van de minder valide bejaarde in een voor hem geschikte werkkring. Degenen die niet of praktisch niet meer tot werken in staat zijn, behoren volgens 4e huidige opvattingen opgevangen te worden door de geriatrische zorg, dat is de instelling die zich gespecialiseerd heeft op het gebied van de ouderdomszorg (zie gerontologie en geriatrie).

Nog een aspect van het vraagstuk zijn de gepensioneerden of bejaarden die uit bittere noodzaak moeten bijverdienen of arbeid die boven hun krachten uitgaat moeten blijven volhouden. Dat zijn zij, wier pensioen zo laag is, of wier lasten zo hoog zijn (bijv. nog studerende of jonge kinderen) dat de ouders hard moeten blijven werken om het hoofd boven water te houden. Tot op hoge leeftijd zijn een aantal artsen en advocaten gedwongen hun werk in volle omvang voort te zetten, een taak die menigmaal teveel van de krachten vergt. We kennen de oorzaak: door waardevermindering van het geld zijn oorspronkelijk goed gecalculeerde verzekeringen of toereikende pensioenen nu onvoldoende voor een redelijk bestaan.

< >