Gepubliceerd op 03-03-2017

Grootfamilie

betekenis & definitie

Het uitgebreide gezin ('extended family') waartoe naast vader, moeder en kinderen ook grootouders, ooms en tantes kunnen behoren. In wij-culturen, zoals die nog veel voorkomen buiten de westerse wereld, was zeker tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw de grootfamilie het dominante familiepatroon, vooral op het platteland.

In een grootfamilie heerste een sterke hiërarchie, waarbij het gezag bij de oudste man ligt. De grootfamilie verschafte ook meer bestaanszekerheid voor de ouderen, aangezien van de kinderen verwacht werd dat zij de zorg bij ouder worden op zich zouden nemen.
Tegenwoordig komt dit steeds minder voor. Wanneer zonen voor hun eigen inkomen kunnen zorgen, heeft dit meestal tot gevolg dat ze zelfstandig gaan wonen. In Marokko en Turkije bestaat nog maar een kwart van de huishoudens op het platteland uit grootfamilies. In de Nederlandse praktijk is gevoelsmatig de grootfamilie nog wel aanwezig, d.w.z. dat kinderen nog wel vinden dat ze voor ouders en schoonouders behoren te zorgen, maar door invloed van Nederlandse normen en waarden, waardoor familieverbanden losser zijn geworden (nog eens versterkt doordat veel jonge allochtonen een druk leven hebben), wordt ook de zorg voor ouderen steeds meer overgelaten aan instituties.

< >