Definities van Levende taal verklarend woordenboek in de Ensie I
- Icarus-vleugels
- Idylle
- Iemand (iets) over den hekel halen
- Iemand aan 't lijntje houden
- Iemand aan den tand voelen
- Iemand de duimschroeven aanzetten
- Iemand de les lezen
- Iemand de levieten lezen
- Iemand de loef afsteken
- Iemand de volle laag geven
- Iemand den handschoen toewerpen
- Iemand doodverven met iets
- Iemand dwarsboomen
- Iemand een kool stoven
- Iemand een lak aanwrijven
- Iemand een pluimpje geven of: een pluim op zijn hoed steken
- Iemand een rad voor de oogen draaien
- Iemand iets diets maken
- Iemand iets onder zijn neus wrijven
- Iemand in ’t ootje nemen
- Iemand in de maling nemen
- Iemand in het of zijn vaarwater zitten
- Iemand kapittelen
- Iemand lagen leggen
- Iemand met een kluitje in ’t riet sturen
- Iemand met open vizier bestrijden
- Iemand met schorpioenen geeselen
- Iemand mores leeren
- Iemand of iets in de gaten hebben (of krijgen)
- Iemand op de proef stellen
- Iemand op of aan den dijk zetten
- iemand op zijn voorman zetten
- Iemand over ’t paard tillen
- Iemand pluimstrijken
- Iemand schaakmat zetten
- Iemand tantaliseeren
- Iemand tegen zich in het harnas jagen
- Iemand uit den zadel lichten
- Iemand van bakboord naar stuurboord zenden
- Iemand van Pontius naar Pilatus sturen
- Iemand voor ’t lapje houden
- Iemand voor den mal houden
- Iemands doopceel lichten
- Iets bewimpelen
- Iets in den doofpot doen
- Iets in het schild voeren
- Iets op de keper beschouwen
- Iets van de daken prediken
- Iets voetstoots verkoopen
- Iets voor goede prijs verklaren
- IJdelheid der ijdelheden
- Imker (ijmker)
- In ’t gareel slaan
- In ’t gevlij komen
- In ’t honderd
- In ’t krijt staan bij iemand
- In Abrahams schoot
- In arrenmoede
- In de boonen zijn
- In de dagen van Olim
- In de pan hakken
- In de waagschaal stellen
- In de wol geverfd zijn
- In de wolken zijn
- In den aap gelogeerd zijn
- In den knollentuin zijn
- In den zevenden hemel zijn
- In duigen vallen
- In een lastig parket zitten
- In goede aarde vallen
- In het riet zitten en pijpjes (fluitjes) maken
- In het zweet zijns aanschijns
- In iemands zog varen
- In lichterlaaie
- In Morpheus’ armen liggen
- In zak en asch zitten
- In zijn nopjes zijn
- In zijn schulp kruipen
- In zijn vuistje lachen
- In zwang zijn