Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Vīvĭdus

betekenis & definitie

1. leven vertonend, levend, gemma, knop, Ov., tellus, Ov., corpus, Plin. ep.; overdr., van standbeelden en schilderijen, sprekend gelijkend, signa, Prop.

2. praegn., vol leven, levendig, energiek, krachtig, vurig, pectus, Liv., Umber (canis), Verg., ingenium, Liv.

< >