1. leven vertonend, levend, gemma, knop, Ov., tellus, Ov., corpus, Plin. ep.; overdr., van standbeelden en schilderijen, sprekend gelijkend, signa, Prop.
2. praegn., vol leven, levendig, energiek, krachtig, vurig, pectus, Liv., Umber (canis), Verg., ingenium, Liv.