Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Vergo

betekenis & definitie

1. ĕre, intr. = neigen, hellen, overhellen, in tectum inferioris porticus, overdr., nisi Bruti auxilium ad Italiam vergere quam ad Asiam maluissemus, zich richten, Cic., van plaatsen = liggen, gelegen zijn, zich uitstrekken, ad flumen, Caes., ad of in meridiem, Liv.; in ’t bijz., van tijd = neigen, naderen, quo propius nox vergit ad lucem, Curt., vand. praegn. = ten ondergang neigen, zijn einde naderen, vergente iam die, Tac., vergens annis femina, oud wordende, Tac., van gezindheid = overhellen tot, illuc cuncta vergere, Tac.

2. ĕre, (poët.) trans., doen neigen, mediaal vergi = neigen, overhellen, in terras, Lucr.; in ‘t bijz., instorten, -gieten, sibi venenum, Lucr., amoma in sinus, Ov.

< >