1. eig., en overdr., in de lucht zwaaien, - heen en weer bewegen, facem, Prop., cubitum utrumque in diversum latus, Quint.; in de lucht schermen; koele lucht toewaaien (met een waaier), aliquo ventilante cubabat, Suet. | wannen.
2. fig., aanblazen, -wakkeren, opzetten, cuius linguā quasi flabello seditionis illa tum est egentium contio ventilata, Cic.