1. eig., sterk, krachtig, taurus, Cornif. rhet., vires, Verg., bipennis, Verg., ventus, Lucr.; in ’t bijz., van militaire posten enz., statio, Liv., urbs valida et potens, Cic., valida urbs praesidiis, muris, Liv.; van spijzen enz. = krachtig; van geneesmiddelen = krachtig, sterk, venenum, Tac., sucus, Ov.; ook aetate et viribus validior, Liv., en aevi validior, ouder in jaren, Aur. Vict. | praegn., gezond (naar lichaam of .geest), validus male, niet recht gezond = ziek, zwak, Hor., si, ut spero, te validum videro, Cic., mente minus validus quam corpore, Hor.
2. overdr., krachtig, sterk, aanzienlijk, invloedrijk, corpus annis infirmum, ingenium sapientiā validum, Sall., ducibus validiorem quam exercitu rem Romanam esse, Liv., validum senatus consultum, nog van kracht, Tac.; animi validus (van grote moed) et corpore ingens, Tac.; in animo alcs validus, bij iemd veel invloed hebbende, - in hoge gunst staande, Tac.; van rede en redenaar = krachtig, geweldig, sententiae, Quint., validissimum (dicendi) genus, Quint., c. gen., orandi validus, een geweldig redenaar, Tac.
