ĕi en ĕos, acc. ĕum en ĕa, voc. eu, m. koning van Athene, zoon van Aegeus of van Neptunus, vriend van Pirithoüs, gemaal van Ariadne, later van Phoedra, vader van Hippolytus.
Daarv. Thēsēĭus, Theseïsch, heros, Ov. | Thēsēus, Theseïsch, crimen, het verlaten van Ariadne, Ov., fides, jegens Pirithoüs, Ov.; = Atheens, via, die naar Athene voert, Prop. | Thēsīdēs, ae, m. een Theside ( = nakomeling van Theseus), van Hippolytus, Ov., plur., Thesidae, de Atheners, Verg.