coni.
1. indien, vand. ac si, alsof, Cic., Liv., si minus, indien niet, Cic., quod si, indien nu, - derhalve, Cic., si . . . si non (ook zonder herhaling van het verbum), Cic., si non . . . at saltem (dan toch ten minste, - zeker), Cic. | in ‘t bijz., indien tenminste, - namelijk, delectus habetur, si hic delectus appellandus, Cic.; (bij wensen) indien, och als, si nunc se ostendat! Verg., vand. o si! Verg., Hor.; (bij vergelijkingen) ac si, alsof, Cic., Liv., zo ook perinde ac si, zie perinde; indien ook al, si omnes deos hominesque celare possimus, Cic.
2. in afhankelijke vragen en twijfel uitdrukkende zinnen = of, of soms, visam, si domi est, Ter., conati, si possent etc., Caes.
Soms elliptisch, b.v. equitatum ostentare coeperunt, si ab re frumentaria Romanos excludere possent, (om te beproeven) of, voor het geval dat, Caes.