clūsi, clūsum (3);
1. ontsluiten, openen; portas hosti, Ov.; overdr., voor de dag -, aan het licht brengen, viam, Ov., fontes, Verg., tellurem unco dente, los maken, Verg., ensem, ontbloten, Verg., ook = (met een wapen) ontsluiten, d. i. doorboren, pectus mucrone, Verg. | (poët.) fig., iram omnem, uitstorten, Enn., operta, ontdekken, aan het licht brengen, Hor., fata precibus, breken, veranderen, Hor.
2. opsluiten, achter slot brengen, alqm, Iust., alqm in carcerem, Iust.