a d v.
1. bij vergelijkingen: alsof, even alsof, m. en z. sic, ita, tam, perinde, proinde, idem en dgl., Cic.; ironisch, quasi en quasi vero = (juist) alsof, Cic.; evenals, gelijk, m. en z. ita of sic, Cic.; als ’t ware, bijna, ongeveer, zo goed als, quasi in extrema pagina, Cic.
2. een onware mening enz. inleidend: alsof, daar volgens hem.