Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Pulsŭs

betekenis & definitie

ūs, m.

1. in ’t alg., het stoten, stampen, slaan, remorum, het roeien, Cic., pedum, Verg., cymbalorum et tympanorum, Liv., lyrae, het spel op de lier, Ov., venarum, polsslag, Quint.
2. praegn., stoot, indruk, het in beweging brengen, externus, Cic., imaginum, Cic.

< >